Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 06-08-2022

Suikerziekte

betekenis & definitie

(diabetes mellitus) is een meestal chronisch verlopende ziekte, waarbij als voornaamste verschijnsel suiker in de urine wordt gevonden. De oorzaak dezer ziekte moet ten eerste in de alvleesklier (pancreas) worden gezocht, al kunnen ook stoornissen in andere klieren met interne secretie (hypophyse, bijnieren) en in de lever invloed hebben op het ontstaan van diabetes.

Veranderingen in het pancreas, met name atrophie van de eilandjes van Langerhans, worden bij de sectie van aan diabetes gestorven patiënten zelden of nooit gemist. Waardoor deze veranderingen ontstaan is onbekend. De eilandjes van Langerhans scheiden normaliter een stof af, die direct in de bloedbaan overgaat. Deze stof, insuline genaamd, is van het grootste belang voor de normale afloop der koolhydraat-stofwisseling. Wanneer onder invloed van maaltijden het bloedsuikergehalte stijgt (normaliter bevat het bloed 0,08-0,1 pct suiker), wordt door het pancreas een zekere hoeveelheid insuline aan het bloed afgegeven. Onder invloed van de insulinewerking wordt het grootste deel van de in het bloed circulerende suiker in de lever en de spieren vastgelegd als glycogeen en dientengevolge daalt het bloedsuikergehalte. De lever is een der belangrijkste stapelorganen voor koolhydraten (in de vorm van glycogeen), van waar uit, al naar de behoeften van het organisme, suiker kan worden gemobiliseerd. Op deze wijze wordt het suikergehalte van het bloed op een normaal peil gehouden, hetgeen voor het organisme van het grootste belang is, daar een te laag bloedsuikergehalte (hypo-glycaemie) aanleiding kan geven tot ernstige ziekteverschijnselen (slechte hartwerking, krampen, bewusteloosheid e.d.). Meestal gaat aan deze symptomen een stadium vooraf, waarin de lijders onrustig zijn, over honger klagen en sterk zweten. Toediening van kleine hoeveelheden suiker doet deze verschijnselen snel verdwijnen en het gevaar van de hypo-glycaemie is geweken. Bij de diabetes-lijder bestaat een tekort aan insuline. Gevolgen hiervan zijn, dat er minder suiker uit het bloed als glycogeen wordt vastgelegd en dat het bloedsuikergehalte te hoog wordt. Stijgt het bloedsuikergehalte boven een bepaalde waarde (zgn. drempelwaarde), dan komt er suiker in de urine. Bij diabetes-patiënten nu wordt deze drempelwaarde min of meer overschreden, al naar de ernst der ziekte, en gaat een voor het organisme zo belangrijke voedingsstof in wisselende hoeveelheden met de urine verloren. Veelal gaat deze suikeruitscheiding met een verhoogde urinelozing gepaard. Het gevolg hiervan is, dat er meer vocht aan het organisme wordt onttrokken, zodat dorst ontstaat. Dorst is een der eerste verschijnselen van suikerziekte, waarover wordt geklaagd, ’s Nachts worden de patiënten wakker door een kwellende dorst; de lippen en de tong zijn droog. Daarbij komt vrij vaak de klacht van vermagering, niettegenstaande een goede eetlust (dit laatste vooral bij de jeugddiabetes). Behalve overdorst (polydipsie) en vermeerderde urinelozing (polyurie) klagen vele diabetes-patiënten over een gevoel van slapte, moeheid, prikkelbaarheid e.d. In andere gevallen weer openbaart de ziekte zich door hardnekkige jeuk, neuralgische pijnen (ischias) e.a. Soms wordt suikerziekte door de oogarts ontdekt, aangezien oogsymptomen (staarvorming, retinitis diabetica) bij sommige suikerzieken de eerste ziekteverschijnselen zijn.Meestal is de diagnose suikerziekte op eenvoudige wijze te stellen, door het onderzoek van de urine op suiker (reacties van Fehling, Trommer of Nylander).

De diabetes is een ziekte van alle leeftijden en verloopt over het algemeen op oudere leeftijd goedaardiger dan bij jeugdige individuen. De ziekte is erfelijk en wordt dikwijls bij meer leden uit een gezin aangetroffen.

Complicaties: Op oudere leeftijd wordt de diabetes nog al eens gecompliceerd door arteriosclerose en de daardoor veroorzaakte circulatiestoomissen, in het bijzonder gangreen (versterf). Een op zichzelf onschuldige verwonding kan bij een diabetespatiënt tot ernstige etteringsprocessen aanleiding geven, waardoor, voordat wij over antibiotica beschikten, soms amputatie van het verwonde lichaamsdeel nodig was. Elke verwonding, hoe gering ook, moet bij de suikerziekte als een ernstige aandoening worden beschouwd, vereist nauwkeurige controle en behandeling en kan een indicatie zijn voor insuline-toediening. De meest gevreesde complicatie van de suikerziekte is de zgn. zuurvergiftiging, het coma diabeticum. Als nl. de verbranding der koolhydraten ernstig gestoord is, worden er abnormaal veel vetten verbrand en deze verbranding geschiedt dan onvolledig, zodat stoffen als aceton. 𝛽-oxyboterzuur en diaceetzuur, die onder normale omstandigheden verder worden afgebroken, zich in het lichaam gaan ophopen. Deze levensgevaarlijke toestand kan zich ontwikkelen in aansluiting aan een infectieziekte (bijv. angina, maag-darmcatarrh). Reeds een flinke verkoudheid is soms voldoende om het coma te voorschijn te roepen. Ook kunnen dieetfouten of een plotseling weglaten der insuline-injecties (zie onder) aanleiding geven tot het ontstaan van de zuurvergiftiging. De verschijnselen van het coma zijn de volgende: de patiënten voelen zich algemeen minder goed, klagen over gebrek aan eetlust en worden suf. Niet zelden leiden braken en hevige buikpijnen het coma in. Na kortere of langere tijd (enige uren tot dagen) gaat deze sufheid over in een toestand van diepe bewusteloosheid met sterke uitdroging (z acidosis).

Behandeling. De behandeling van de diabetes mellitus moet er op gericht zijn aanzienlijke verhoging van het bloedsuikergehalte te vermijden en tevens daarmee de uitscheiding van glucose met de urine te beperken. Daardoor worden vele der genoemde ziekteverschijnselen tegengegaan. Er moeten voldoende koolhydraten worden opgestapeld en verbrand, waardoor tevens de vorming van abnormaal veel zure stofwisselingsproducten wordt voorkomen. Vooral bij aan suikerziekte lijdende kinderen moet naar een behoorlijke voedingstoestand en voldoende groei worden gestreefd. Sedert de ontdekking van het insuline door Banting en Best in 1922 heeft de behandeling van de diabetes-lijder een algehele wijziging ondergaan. Daarvóór was men vrijwel uitsluitend op het doen naleven van soms zeer strenge diëten aangewezen. Vóór 1922 was dan ook de sterfte onder de lijders aan suikerziekte zeer hoog. Thans kunnen ook de lijders aan ernstige diabetes een nagenoeg volwaardig dieet gebruiken. Blijkt nl.. dat een diabetes-patiënt het voor hem noodzakelijke voedsel (afhankelijk van zijn leeftijd, werkzaamheden e.d.) niet kan verdragen, dan zal men hem een zekere hoeveelheid insuline toedienen om het bestaande tekort (afhankelijk van de ernst der diabetes) te compenseren. Is op deze wijze de diabetes-patiënt in evenwicht gebracht, dan zal hij nauwkeurig zijn dieetvoorschriften moeten blijven volgen (ook niet op eigen gelegenheid diabetes-brood, diabetes-chocolade e.d. gaan gebruiken). In een aantal gevallen blijkt op den duur, dat het diabetische organisme zich enigermate herstelt zodat het dieet wat kan worden uitgebreid, of de hoeveelheid insuline wat verminderd kan worden. De patiënt zal dit echter uitsluitend in overleg met zijn dokter moeten doen.

De diabetes-patiënten, die insuline gebruiken, moeten op de hoogte zijn van de verschijnselen van hypo-glycaemie (licht in het hoofd, zweten, hongergevoelens e.d.), omdat zij door het nemen van een klontje suiker of een biscuitje de ernstige graden van hypo-glycaemie (o.a. bewustzijnsstoornissen) kunnen voorkomen. Deze aanvallen van hypo-glycaemie zijn soms het gevolg van onvoldoende nakomen van dieetvoorschriften, onvoorzichtig omgaan met de insuline-injecties of van het feit dat het organisme zich enigermate heeft hersteld en met minder extra insuline kan toekomen. Wanneer een diabetes-patiënt in een toestand van coma of praecoma is geraakt, is ziekenhuisverpleging noodzakelijk. Grote hoeveelheden vocht en insuline moeten worden toegediend onder nauwkeurige controle van het bloedsuikergehalte. Aangezien de bewusteloze patiënten niet kunnen drinken, moet het vocht intraveneus worden toegediend. Op deze wijze kan men meestal binnen 24 uur de ernstige toestand meester worden. Het blijkt dan meestal dat de patiënten, wanneer zij weer zover zijn, dat zij hun dieet kunnen volgen, meer insuline nodig hebben dan voorheen of dat zij, indien geen insuline bij hun dieet nodig was, hier thans niet meer buiten kunnen. Hun koolhydraat-tolerantie is verminderd. Een diabetisch coma kan ingeleid worden met verschijnselen van de kant van het maag-darmkanaal (gebrek aan eetlust, misselijkheid, braken, buikpijnen), zgn. braecoma. Helaas zijn deze verschijnselen bij het publiek niet voldoende bekend als voorboden van het naderend onheil. De gedachtengang is dan als volgt: wanneer een diabetes-patiënt, die bij een bepaald dieet een zekere hoeveelheid insuline nodig heeft, niet meer eet, dan mag hij geen insuline hebben, omdat zich dan een toestand van hypo-glycaemie zou kunnen ontwikkelen. De insuline-injecties worden dus gestaakt, terwijl het diabetische organisme nu juist extra grote behoefte heeft aan insuline en snel treedt de toestand van coma in. Met nadruk moet daarom nog eens op de verschijnselen van het praecoma diabeticum worden gewezen, omdat bij juiste interpretatie dezer symptomen het zo ernstige coma kan worden voorkomen.

DR J. F. TOUW.

Het aantal lijders aan suikerziekte in NEDERLAND wordt geschat op ongeveer 45 000, d.i. 1 op de 200 inwoners. In 1945 is te ’s-Gravenhage opgericht de Nederlandse Vereniging van Suikerzieken, die de belangen dezer patiënten behartigt, o.a. door het onderzoek van diabetes mellitus te bevorderen, voorlichting te geven, overeenkomsten af te sluiten met hotels en restaurants, door speciaal voor diabetici vervaardigde voedings-, genot- en geneesmiddelen te doen controleren, door bemiddeling te verlenen bij allerlei moeilijkheden van materiële aard en door het uitgeven van een tijdschrift.

In BELGIË worden insgelijks allerlei voedings- en genotmiddelen voor lijders aan suikerziekte op de markt gebracht.

Lit.: E. P. J oslin e.a., The Treatment of Diabetes Mellitus (gde dr., Philadelphia 1952); F. S. P. van Buchem, Diabetes mellitus Amsterdam 1950); Wenken voor suikerzieken, samengesteld door de Med. adviescommissie der Ned. Ver. v. Suikerzieken (z.j.).

< >