Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

DIATRIBE

betekenis & definitie

afgeleid van het Griekse woord διατϱιβή, gelatiniseerd diátriba, betekent eigenlijk: het doorbrengen van de tijd, waarbij vaak gedacht wordt aan aangename tijdpassering, wat evenwel niet belet, dat het ook om een bezigheid van ernstiger aard kan gaan, zoals bij Plato om het beoefenen van de filosofie (Theaetetus 172 C). In zijn bijzondere betekenis duidt het woord een verhandeling over onderwerpen van filosofische strekking aan, vooral over aangelegenheden van ethische aard, waarbij het ongedwongen karakter en de populaire trant van een gemoedelijk gesprek, gepaard gaand met soms tamelijk drastische humor en verlevendigd door pakkende beelden en vergelijkingen, door toepasselijke citaten en anecdoten, en door onmiddellijk tot de toehoorder sprekende voorbeelden, op de voorgrond staan.

In deze zin is diatribe een technische term geworden ter aanduiding van de voordrachten, die de filosofen van de Stoïcijnse en de Cynische school hielden, ten einde hun leerstellingen ingang te doen vinden bij het grote publiek. Tot op zekere hoogte vertoont deze vorm van moraliserend spreken tot het hart van de menigte overeenkomst met de prediking van het Evangelie door de eerste verkondigers er van, zoals uit de redevoering van Paulus op de Areopagus te Athene (Hand. 17) kan blijken.De mondelinge diatribe, waarmee de Stoïcijnen en de Cynici het publiek op de markt en de straat voor hun levensleer trachtten te winnen, werd door toedoen van Bion van Borysthenes tot een literair genre, en als een bepaalde vorm van rhetorisch betoog met populair-filosofische inslag werd het de gehele verdere Oudheid door ijverig beoefend, zowel door de Grieken als de Romeinen. Een van de oudste schrijvers van diatriben is Teles (ca 250 v. Chr.), van wie bij Stobaeus belangrijke fragmenten bewaard zijn gebleven; onder de latere Griekse prozaschrijvers, die zich op dit genre toegelegd hebben, zijn het meest bekend Dio Chrysostomus (ca 40-120 n. Chr.), Plutarchus (ca 46 tot na 120 n. Chr.), Epictetus (ca 50 tot na 118 n. Chr.) en Lucianus (ca 120 tot na 180 n. Chr.); ook Philo Judaeus (geb. ca 20 v. Chr.) is afhankelijk van de diatribe.

Bij de Romeinen kan men de Paradoxa Stoicorum van Cicero als het eerste voorbeeld van in het Latijn geschreven diatriben beschouwen; in de keizertijd geven vooral de filosofische geschriften van Seneca blijk van sterke invloed van de diatribe. Dit is ook het geval met verscheidene dichters van de Hellenistische tijd en later; bij de Grieken kan men dit constateren in de Meliamben van Cercidas en de Jamben van Phoenix (beiden in de derde eeuw v. Chr.); bij de Romeinen is het gehele genre van de satire, in de eerste plaats die van Horatius, doortrokken van de geest der diatribe. Een bijzondere vermelding verdienen de voor een kring van toegewijde toehoorders gehouden uiteenzettingen van Epictetus, niet door deze zelf op schrift gebracht, maar onder de titel Διατϱιβαί opgetekend en uitgegeven door zijn leerling Arrianus.

PROF. DR W. J. KOSTER

Lit.: W. Schmid, Gesch. d. Griech. Literatur, II 1, p. 55. De fragmenten van Teles zijn uitgegeven door O. Hense, Teletis Reliquiae (Freiburg 1899). De Diatriben van Epictetus zijn te vinden in de uitgave van Epictetus door H. Schenkl, Leipzig 1916 (editio maior); Ned. vert. van D. C. Hesseling, Epictetus, de kolleges, naar de aantekeningen van Flavius Arrianus (Haarlem 1931); zie voorts H. W. F. Stellwag, Epictetus, het eerste boek der diatriben. Inl., vert. en comment. (Amsterdam 1933).

< >