als kloosterling Heinrich Seuse (Imst, Tirol, 16 Jan. 1844 - München 10 Juli 1905), ontving zijn opleiding aan het gymnasium te Brixen, trad in 1861 te Graz in de Orde der Dominicanen en ontving in 1866 de priesterwijding. Hierna studeerde hij in Graz, Rome en St Maximin bij Marseille en werd in 1870 professor in de filosofie aan het studiehuis van zijn Orde te Graz; sedert 1874 was hij aldaar professor in de theologie.
Hij was tevens met groot succes werkzaam als kanselredenaar. Verwierf zich in de loop van de jaren een grote naam om zijn kennis van de middeleeuwse cultuur- en kerkgeschiedenis en als kenner van de middeleeuwse mystiek. In 1880 werd hij naar Rome geroepen, waar hij benoemd was tot socius van de Generaal van zijn Orde en tevens belast om mede te werken aan de uitgave van de werken van de H. Thomas. In 1885 stichtte hij met Fr. Ehrle S.J. het Archiv für Literatur und Kirchengeschichte des Mittelalters (1885-1900). Hij was doctor h.c. van Innsbruck en Münster en overleed op zijn reis naar Cambridge, waar een eredoctoraat hem wachtte.Bibl.: Die Katholische Kirche und das Ziel der Menschheit (Graz 1872, 1906); Das geistliche Leben, Eine Blumenlese aus d. dtschen Mystikern d. 14 Jahrh. (Freiburg 1873, Graz 1926); Zu
Suso’s ursprünglichem Briefbuch (1875); Taulers Bekehrung, Kritisch untersucht (1879); Buch von geistl. Armut (1877): Schriften des sel. Heinrich Seuse, 1. Bd Deutsche Schriften; Die Universitäten des Mittelalters in 1400 (dl I, 1885); Chartularium universitatis Parisiensis et Auctarium Chartularii (4 dln en 2 dln 1889 vlg.); Les universités françaises du moyen-âge (1892); La désolation des églises, monastères et hôpitaux en France pendant la guerre de cent ans (2 dln 1897-’99). Sterk omstreden was zijn goed gefundeerd werk Luther und Luthertum, I, 1 (Mainz 1904), I, 2 (1905), I, 3 (uitgegeven door A. M. Weiss O.P. 1906); II (bew.door A. M. Weiss O.P., 1909) Luther in ration, und christ. Beleuchtung (1904, antwoord aan A. von Harnack en A. Seeberg). In de „Gerson-Kempis-Frage” nam hij stelling tegen de Zwolse pastoor O. Spitzen.
Lit.: J. P. Kirsch, D. (Leuven 1905); H. Grauert, H. Denifle O.P., 2de dr. (Freiburg i. Br. 1906); M. Grabmann, H. Denifle (Mainz 1905); G. A. Meijer O.P. in De Katholiek CXXIX (1906), 181 vlg.; A. Walz O.P., Studi Storiografici, blz. 28 vgg. (Roma 1940).
