vorst van Moldavië en historicus (26 Oct. 1673 - Charkow 23 Aug. 1723), gesproten uit een vermaard geslacht van Tataarse origine, dat in de 17de eeuw uit de Krim zich in Moldavië had gevestigd, werd in 1710 tot vorst gekozen en regeerde slechts één jaar, tot 1711, toen hij Peter de Grote op zijn veldtocht tegen de Turken volgde en Moldavië onder Russische suzereiniteit plaatste. Door de Turken verslagen, week Cantemir naar Rusland uit, waar hij en zijn familie definitief verblijf kozen.
Hij was een der grootste linguïsten van zijn tijd en sprak en schreef elf talen. De Academie van Wetenschappen te Berlijn nam hem onder haar leden op. Van hem verschenen tal van belangwekkende historische en culturele werken; een geschiedenis van de groei en het verval van het Ottomaanse Rijk, een historie der Oosterse muziek, de eerste critische kroniek van Moldo-Walachije, een geografisch-ethnografisch-economische Descriptio Moldaviae in de vorm van een soort dierenepos, voorts de annalen der beide regerende huizen Brancovan en Cantacuzino, en een filosofische verhandeling in het Grieks en Roemeens, Divanui Lumii. Als filosoof onderging hij de invloed van J. B. van Helmont, die hij ook vertaald heeft.
Zijn verzamelde werken zijn tussen 1872 en 1901 te Boekarest uitgegeven.