bekendste Romeinse dichter der 4de eeuw n. Chr. (Burdigala, Bordeaux ± 310 n.
Chr. - 393), was leraar in grammatica en rhetorica in zijn geboortestad en werd ± 365 door Valentinianus I uitgenodigd, diens zoon Gratianus te Trier op te voeden; hij nam deel aan veldtochten tegen de Alamannen, waarbij hij als buit de Germaanse vrouw Bissula ontving, werd bestuurder van provincies (Gallia, Italia, Africa) en consul in 379. Na de dood van keizer Gratianus in 383 keerde hij terug naar Burdigala, waar hij zich geheel aan studie en dichtkunst wijdde. Aan het hof had hij reeds een gedicht over de Moezel geschreven, Mosella, belangrijk om de beschrijving van de rivier en van de streek; verder maakte hij epigrammen, vertalingen uit het Grieks, eclogae, een gedicht op de genoemde vrouw Bissula, een Ludus septem sapientium; een uit citaten uit Vergilius samengesteld Cento nuptialis, een gedicht over het getal drie, Griphus temarii numeri, en een kunstig gedicht Technopaegnion, een opsomming De Caesaribus, de Commemoralio professorum Burdigalensium (gedichten over de hoogleraren aan de universiteit van Bordeaux), Parentalia (grafschriften), brieven aan Paulinus* van Nola, wiens overgang tot de geestelijke stand hij, ofschoon in naam Christen, betreurde, enz. Deze werden tijdens zijn leven onder de naam Opuscula verenigd, na zijn dood ten tweedenmale herzien uitgegeven en bevatten weinig schoons naar moderne smaak.Bibl.: Editio princeps (Venetië 1472). Moderne uitgaven: Schenkl (1883), Peiper (1886), C. Hosius (1894), alleen Mosella, met Franse commentaar en vertaling door H. de Ville de Mirmont (1889), met Eng. vertaling door H. G. Evelyn-White, 2 vol. (Loeb.) (1919-’20).
Lit.: P. G. Deydou, Un poète bordelais, Ausone (Bordeaux 1868); C. Jullian, Ausone et son temps; in Revue Hist. (1891-01892); Martino, Ausone et les commencements du christianisme en Gaule (Paris 1906); H. J. Pattist, A. als Christen (Amsterdam 1925).