is de naam van een Westgermaanse volksstam, welke tot het Suevische volk behoorde. De naam van deze stam daagt eerst op in 213.
De Alamannen schijnen een bond te zijn van volksstammen, waaronder de Semnonen de belangrijkste waren, en waarbij ook de Hermunduren dienen te worden vermeld. Wij vinden de Alamannen het eerst vermeld in de dagen van Caracalla, die hen overwon, zonder hen tot onderwerping te brengen (213 n. Chr.). Ten tijde van keizer Alexander Severus deden zij in 234 een inval in het gebied der Romeinen, en eerst aan Maximinus (236) gelukte het, hen over de grenzen te jagen. Niet lang na de dood van dezen keizer vernieuwden zij hun tochten, en zelfs het krijgsbeleid van den Romeinsen veldheer Postumus was niet in staat, om hen op den duur te bedwingen, ofschoon hij de grenzen van het rijk met bolwerken langs de limes had beveiligd. Nu drongen de Alamannen westwaarts, trokken in 253 over de Rijn, ondernamen rooftochten in Gallië en drongen zelfs over de Alpen tot bij Milaan. Keizer Gallienus dreef hen in 261 terug, maar kon niet verhinderen, dat zij aan beide zijden van de Boven-Rijn zich vestigden. In het jaar 270 vielen zij met de Markomannen nogmaals in Italië, behaalden de overwinning op het leger van Aurelianus bij Milaan en Piacenza en verspreidden overal angst en schrik, doch werden tenslotte bij Feano en Pa via verslagen. Na de dood van Aurelianus (275) plunderden zij wederom de Romeinse gewesten. Probus joeg hen terug over de Zwabische Alp en de Neckar en richtte langs de grenzen verdedigingswerken op (276), maar in 283 viel al het land tussen Rijn en Uier weder in handen der Alamannen. De tochten, die zij van hier in het naburige Gallië ondernamen, waren niet altijd gelukkig, want zij zagen zich dan ook aangevallen door de Romeinen, bijv. onder Julianus, den lateren keizer, die hen in 357 bij Straatsburg versloeg en hun koning Chonodomarius gevangen nam en onder Valentinianus (368), die hun een vreselijke nederlaag toebracht in het Zwarte Woud. Toch verwierven de Alamannen bepaalde woonplaatsen en waren na het midden der 5de eeuw in Zwaben, Zwitserland en de Elzas en het gebied van de Main gevestigd. Toen zij vervolgens in België wilden binnendringen, werden zij door Chlodwig, koning der Franken, overwonnen (506). De Alamannen verloren hun zelfstandigheid en moesten in het N. van hun gebied Frankische kolonisten toelaten. In het Z. bleven zij, dank zij de steun van Theoderik, koning der Oost-Goten, onafhankelijk, maar kwamen in het midden der 6de eeuw eveneens onder Frankisch gezag. In de 1 ode en t ide eeuw had het hertogdom AImannië enige betekenis, maar verdwijnt daarna als afzonderlijke staat uit de geschiedenis. PROF. DR J. DHONDTLit.: Baumann, Schwaben und Alamannen, ihre Herkunft und Identität, in: Forschungen z. Schwab. Gesch. I (1899); R. Much, Alamannen, in: Hoops, Reallexikon der german. Altertumskunde, I, I9ii-’i3, pag. 57-59; A. Hund, Wanderungen und Siedel. der Al., in Zeitschr. für Gesell, des Oberrheins, LXXI, LXXIII (1915-1917); L. Schmidt, Die Westgermanen II, 1 (2e uitg. 1940); thans vooral: G. J. Wais, Die Al. in ihrer Auseinandersetzung mit der römischen Welt. Untersuchungen zur German. Landnahme, 2. Aufl. 1942.