Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

David WIJNKOOP

betekenis & definitie

Nederlands communist (Amsterdam 11 Mrt 1876 - 7 Mei 1941), zoon van een rabbijn, kwam als student onder invloed van het socialisme, waarbij vooral Lassalle hem tot voorbeeld gold. In de S.D.A.P. vervulde hij aanvankelijk belangrijke posten.

Daarna, oppositioneel, richtte hij met Van Ravesteyn en Ceton het radicaal marxistisch weekblad De Tribune op. In 1909 stichtten zij een eigen partij (S.D.P., na 1918 G.P.H.), waarvan Wijnkoop voorzitter werd (z Communisme, Communistische Partij van Nederland). Hij vertegenwoordigde deze partij in de Tweede Kamer (1918-1925, 1929-1940) en in haar internationale organisaties.In 1926 vormde hij een eigen groepering die zich in 1930 met de G.P.H. verzoende, in welke partij hij zijn gezaghebbende plaats weer innam, zij het voornamelijk te Amsterdam, waar hij sinds 1919 lid van de gemeenteraad was. In 1927 was hij bovendien tot lid van de Prov. Staten van Noord-Holland gekozen. Sedert Mei 1940 achtereenvolgens door Nederlandse en Duitse autoriteiten om zijn revolutionnaire activiteit gezocht, stierf hij in 1941 min of meer in de verborgenheid.

Lit.: P. H. Ritter, Over W. (Baarn 1934); W. v. Ravesteyn, De wording v. h. communisme in Ned. (1948).

< >