Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-01-2023

David LLOYD GEORGE

betekenis & definitie

Brits staatsman (Manchester 17 Jan. 1863 - Criccieth, Wales, 26 Mrt 1945), zoon van een schoolmeester uit Wales, vestigde zich als advocaat te Carnarvon en werd in 1890 lid van het Parlement. Hier behoorde hij tot de radicale vleugel der Liberalen en was leider van de Non-conformisten uit Wales.

Met grote felheid richtte hij zich tegen de imperialistische en protectionnistische politiek van Joseph Chamberlain en tegen de Britse aanval op de Boerenrepublieken. In 1905 nam Campbell-Bannerman hem als minister van Handel op in zijn liberale ministerie en in 1908 werd hij minister van Financiën in het kabinet-Asquith. In dit kabinet was Lloyd George de drijvende kracht. Door zijn belastingvoorstellen, die het grootgrondbezit ernstig troffen, joeg hij de Conservatieven hevig tegen zich in het harnas. Het Hogerhuis verwierp zijn begroting. Het Lagerhuis werd nu ontbonden; de Conservatieven behaalden winst, doch geen meerderheid. Na nieuwe, voor de Liberalen gunstiger, verkiezingen werd thans een frontale aanval op het Hogerhuis ondernomen.De regering kwam met voorstellen, volgens welke het veto van dit Huis suspensief werd gemaakt, terwijl het met financiële voorstellen in het geheel geen bemoeienis meer zou hebben. Onder bedreiging met benoeming van zoveel nieuwe peers, dat de meerderheid zou worden omgezet, zag het Hogerhuis zich gedwongen te berusten (z ook Groot-Brittannië, geschiedenis). Daarna wist hij een invaliditeits-, een ziekte- en een werkloosheidsverzekering voor arbeiders aangenomen te krijgen.

In Oct. 1912 kondigde hij in een rede te Belfast aan, het bezit van de Lords niet te zullen ontzien en krachtige maatregelen te zullen nemen tot herstel van het kleingrondbezit. Juist toen werd zijn prestige ernstig geschokt doordat bleek, dat hij aandelen had gekocht in de Amerikaanse Marconi Maatschappij, juist terwijl de Engelse regering onderhandelde over het verlenen van concessie aan de Britse Marconi Maatschappij. Lloyd George werd hevig aangevallen, maar na een parlementaire enquête werd hij van alle blaam gezuiverd.

In Wereldoorlog I was Lloyd George aanvankelijk voorstander van neutraliteit, maar toen de Duitsers België waren binnengevallen, zag hij hierin zulk een ernstige bedreiging van de Britse belangen en een zo groot onrecht, dat hij krachtig de deelneming van Engeland aan de oorlog bepleitte. Toen in 1915, mede op zijn aandrang, een nationaal kabinet tot stand kwam, werd hij hierin minister van Munitie, en het jaar daarop, na de plotselinge dood van Lord Kitchener, minister van Oorlog. Lloyd George kon zich echter nu niet langer verenigen met de z.i. te slappe leiding van Asquith; hij verkreeg steeds meer medestanders en op 9 Dec. 1916 trad hij zelf aan het hoofd der regering. Binnen het kabinet werd nu als kern een „Oorlogskabinet” gevormd waarin, behalve hij zelf, ook Curzon, Henderson, Bonar Law en Milner zitting hadden. In nauwe samenwerking met Clemenceau voerde hij thans de oorlog met de grootste kracht en voortvarendheid. In 1917 lanceerde hij de gedachte van een verenigd geallieerd opperbevel, dat echter eerst in 1918 tot stand kwam. Na de wapenstilstand vertegenwoordigde Lloyd George zijn land op de vredesconferentie te Versailles, waar hij te zamen met Clemenceau de eerste rol speelde. Overigens onderscheidde hij zich hier door een ontstellende onkunde ten aanzien van geografie en ethnografie op het Continent. Aanvankelijk voorstander van gematigde voorwaarden voor Duitsland, liet hij zich na de Britse verkiezingen van Dec. 1918 met haar zeer nationalistische uitslag („Khaki-verkiezingen”) voor het standpunt van Clemenceau winnen.

In de komende jaren had hij met grote moeilijkheden te kampen, waarvan de eisen der arbeiders en de opstand in Ierland de voornaamste waren. Tegenover de eerste nam hij een tegemoetkomende houding aan, maar in Ierland trachtte hij aanvankelijk met geweld de Engelse heerschappij te handhaven. Uiteindelijk sloot hij echter met de Ieren het compromis van Dec. 1921 (z Ierland, geschiedenis). Een en ander deed hem de steun van de Conservatieven verliezen, terwijl ook de radicalen ontevreden waren. In Oct. 1922 trad hij af; de Conservatief Bonar Law volgde hem op.

Na zijn terugkeer in de oppositie werd Lloyd George weer de ultra-radicaal van vroeger, zoals hij toonde door zijn sympathie voor de grote mijnstaking in 1925. In hetzelfde jaar volgde hij de tot peer verheven Asquith op als leider der liberale Lagerhuisfractie. Toen deze in 1926 ook als partijleider aftrad, was echter niet Lloyd George doch Lord Grey zijn opvolger. In 1931 scheidde hij zich tijdelijk van de Liberale Partij af (tot 1935) en tegen de nationale regering van MacDonald voerde hij oppositie. Hoewel hij nog steeds een zeer meeslepend redenaar was, slaagde hij er niet in, veel aanhang te verwerven. In de jaren, voorafgaande aan Wereldoorlog II, stelde Lloyd George, die het Verdrag van Versailles als een blunder beschouwde, meer vertrouwen in de vredeswil van Duitsland dan gerechtvaardigd zou blijken; in 1936 bezocht hij Hitler.

Tijdens Wereldoorlog II weigerde hij tweemaal zitting te nemen in het kabinet-Churchill. Op 31 Dec. 1944 werd hij verheven tot Earl Lloyd George of Dwyfor.

MR F. ZOETMULDER

Bibl.: Better Times (1910); War Memoirs, 6 dln (i933~’36); Truth about the Peace Treaties, 2 dln (1938).

Lit.: Harold Spender, The Prime Minister, D. L. G. (London 1922); J. Bardoux, L. G. et la France (Paris 1923); M. Thomson, D. L. G. (1948); Th. Jones, L. G. (1951).

< >