Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 26-08-2022

Betsjoeanaland

betekenis & definitie

protectoraat, wordt in het Z. en O. begrensd door de Kaapprovincie en de Transvaal, in het W. door Z.W.-Afrika, in het N. door de Zambesi- en de Choberivier, in het N.O. door Zuid-Rhodesië. Zijn grootte wordt geschat op 712 000 km3 — zo groot als de Kaapprovincie—, zijn hoogte op ongeveer 1000 m.

In de oostelijke districten is het landschap heuvelachtig. Verder bestaat het uit „bosveld”, zandige vlakten met verschillende grassen en bosjes begroeid, en zonder water aan de oppervlakte. Een groot deel der Kalahari-woestijn behoort ertoe.Na de Eerste Vrijheidsoorlog in 1881 werd het gebied door Transvaalse boeren bezet. Zij stichtten er de republiekjes Stellaland en Gosen. Hierdoor werd de vrije toegang naar het N. voor de Kaapkolonie afgesneden. Daar de Britse autoriteiten dit ongewenst achtten, annexeerde Sir Charles Warren Betsjoeanaland in 1885 van de Oranje- tot de Moloporivier als Kroon-kolonie. Dit gebied behoort thans bij de Kaapprovincie van de Unie van Zuid-Afrika.

Het verdere gedeelte van het land der Betsjoeanen tot aan de grenzen van het land der Matabelen werd tot Brits protectoraat geproclameerd. Drie jaar later kwam ook Matabeleland onder Britse invloed. Sinds 1896 vormden zij samen het Betsjoeanaland-protectoraat, waardoor in de volgende twee jaren de spoorweg van Zuid-Afrika naar Rhodesië werd aangelegd.

Het protectoraat wordt bestuurd door een Resident-Commissaris, onder toezicht van de Britse Hoge Commissaris bij de Unie van Zuid-Afrika, die de wetgevende macht uitoefent. Sinds 1920 wordt eerstgenoemde bijgestaan door uit blanken en uit inboorlingen bestaande Raden van Advies. Het hoofdkantoor van de administratie is gevestigd te Mafeking in de Kaapprovincie. De voornaamste dorpen zijn Serowe, Molepolole, Kanye, Gaberones, Lobatsi, Mochudi, Mahalapye, Palapye, Francistown en Maun. De bevolking bestaat uit ca 275 000 gekleurden en ca 2000 blanken, die meestal langs de spoorweg tussen Mafeking en Bulawayo wonen.

PROF. DR. . BOKHORST

Lit.: L. Schapera, A Handbook of Tswana Law and Custom (London 1938); ld., Migrant Labour and Tribal Life. A Study of Conditions in the B. Protect. (London 1947); Offisiële Jaarboek van die Unie van Suid-Afrika enz., blz. 1233-1257 (Pretoria 1940).

De Betsjoeanen, of, zoals de tegenwoordige term luidt, de Tswana behoren tot de Sotho-groep der Z.O.-Bantoe. Zij zijn dus ten nauwste verwant met de Basoeto’s. De Tswana omvatten een groot aantal stammen, die onderling weinig verschillen in cultuur en onder de Bantoe-stammen in het algemeen vooral opvallen door hun grootte. Terwijl de meeste Bantoe-stammen in grootte variëren van enkele honderden tot enkele duizenden leden, tellen de Tswana-stammen er dikwijls tot 20 000. Een ander kenmerk is de veel grotere nederzetting dan die, gewoonlijk gevonden. De Tswana zijn vooral in het O. in sterke mate geëuropeaniseerd.

De gevolgen van het cultuurcontact zijn zowel merkbaar in het materiële (kleding) als het sociale en geestelijke. Het laatste komt tot uiting in de kerstening en zelfs reeds ontkerstening van de verschillende stammen.

Lit.: L. Schapera, The Bantu-speaking tribes of South Africa (London 1937).

< >