(van dada — kindergestamel, maar ook stokpaardje), ultra-radicale beweging van enkele schilders en letterkundigen tegen alle officiële kunst en traditionele waarden en onwaarden als militarisme, chauvinisme, etc., ontstaan tijdens Wereldoorlog I, maar vooral zich manifesterend na 1918, weldra parallel lopend met andere dergelijke stromingen als Surrealisme. De beweging bleef niet tot een enkel land beperkt.
Eerste manifestaties in Zwitserland, onder leiding van de Roemeense dichter Tristan Tzara en de schilder Hans Arp, iets later gesteund door de schilder Picabia. Bijna gelijktijdig optreden in Frankrijk, waar A. Breton, Aragon, Eluard, Pêret, Soupault de voornaamste vertegenwoordigers waren. Succes ook in het na-oorlogse Duitsland, geteisterd door hongersnood en opstanden.De dadaïsten, die in Lautréamont, Rimbaud, maar ook in Freud en jongeren als Apollinaire voorgangers erkenden, hadden de overtuiging dat de toen juist afgelopen oorlog met zijn onbevredigende vredesverdragen het faillissement van de hele beschaving had aangetoond en hun nihilistische drang bracht hen tot de meest absurde betogingen tegen deze beschaving.
DR R. WIARDA
Lit.: H. Jansen, Dadas Geburt und Tod, in: Heilweg V (1925); H. Ball, Die Flucht aus der Zeit (1927, herdr. 1946); G. Ribemont-Dessaignes, Histoire de Dada (N.R.F., Juni-Aug. 1931); M.
Nadeau, Histoire du surréalisme (Paris, 1945).