is een constitutie van paus Innocentius X de dato 31 Mei 1653, die vijf stellingen veroordeelt, die de samenvatting worden genoemd van de leer van Jansenius in zijn boek Augustinus:
1. Enige geboden van God zijn niet te volbrengen door de rechtvaardigen, die het willen en beproeven, met de krachten die ze in de tegenwoordige orde bezitten.
2. Aan de innerlijke genade kan men in de staat van de gevallen natuur nooit weerstaan.
3. Om te verdienen en te zondigen wordt in de staat van de gevallen natuur bij de mens geen vrijheid van inwendige dwang vereist, maar volstaat de vrijheid van uiterlijke dwang.
4. De semi-Pelagianen aanvaardden de noodzakelijkheid van de inwendige voorkomende genade voor iedere daad afzonderlijk, zelfs voor het begin van het geloof; maar het was ketterij die genade zodanig op te vatten, dat de menselijke wil er aan kan weerstaan en gehoorzamen.
5. Het is semi-Pelagiaans te zeggen, dat Christus voor volstrekt alle mensen gestorven is of zijn bloed heeft vergoten.
Slechts de eerste stelling staat letterlijk in het boek van Jansenius, de andere vier geven de inhoud weer. Alle vijf werden ze als ketters veroordeeld. Het was Nic. Cornet, syndicus van de Sorbonne, die de vijf proposities opstelde; ze werden in een brief, uitgegaan van Vincentius a Paulo en door 88 bisschoppen ondertekend, aan paus Innocentius X opgezonden (1651); twee jaar later werden ze veroordeeld.
DR V. MOREL O.CAP.