stad (county borough) in het Engelse graafschap Warwick aan de Sherbourne, telt (1946) 233 000 inw. Het is de zetel van een bisschop.
De stad bezit de Gothische St Michaelskerk (verwoest in 1940 door Duitse bommenwerpers) de ruïnes van een in 1044 gebouwde Benedictijner abdij, een stadhuis St Mary’s Hall uit de 15de eeuw en verschillende andere oude gebouwen uit de 15de en 16de eeuw en resten van de oude ommuring. De stad is ontstaan bij een in 1043 gestichte Benedictijner abdij, die onder Hendrik VIII werd verwoest. Van 1102-1836 was het de zetel van de bisschop van Lichfield die afwisselend door de kanunniken van Lichfield en Coventry gekozen werd. Reeds in de 12de eeuw had het een belangrijke lakenindustrie en op het einde van de 14de eeuw was het de op drie na grootste stad van Engeland.
Omstreeks 1630 brachten Hugenoten er de zijde-industrie; een tweede groep Hugenoten bracht in het begin van de 18de eeuw de lintweverij en de horloge-industrie, welke laatste zich niet heeft kunnen handhaven. Na 1875 vooral ontwikkelde zich de metaalindustrie: rijwielen (hier werd in 1896 de eerste fiets gemaakt), motorrijwielen, auto’s naaimachines, vliegtuigen, e.d. Coventry wordt in Engeland op dergelijke wijze genoemd als Kampen in Nederland. De sage van Lady Godiva wordt ieder jaar nog door een ommegang herdacht.
In de 15de en 16de eeuw gaven de gilden hier de Coventry Plays; dit waren mirakelspelen.In Wereldoorlog II werd Coventry door de Duitse „Luftwaffe” speciaal uitgezocht als toonbeeld voor later te volgen terreurbombardementen; na de zware luchtaanval van 17 Nov. 1940, die de stad vrijwel totaal verwoestte, werd in een triomfantelijke rede van Hitler „Coventrieren” de uitdrukking voor het genadeloos bombarderen, waarvan zijn regering het op de knieën brengen van Engeland verwachtte.