Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

Cornelis willem OPZOOMER

betekenis & definitie

Nederlands wijsgeer en rechtsgeleerde (Rotterdam 20 Sept. 1821 - Oosterbeek 23 Aug. 1892), promoveerde te Leiden in de rechtsgeleerdheid en werd reeds een jaar na zijn promotie (1846) hoogleraar in de wijsbegeerte te Utrecht, waar hij aanvankelijk met grote tegenwerking te kampen had. Hij opende zijn colleges met de beroemd geworden rede: De wijsbegeerte den mensch met zichzelven verzoenende, waarin een idealistische wijsbegeerte, sterk verwant aan het Duitse idealisme (Hegel en Krause), werd voorgestaan.

In 1848 wijzigde Opzoomer dit standpunt voor een uitgesproken empirisme, een ervaringswijsbegeerte, die, met name onder invloed van J. St. Mill, de methoden der natuurwetenschap ook voor de geesteswetenschappen productief wilde maken. Eerst in latere jaren ontwikkelde Opzoomer een godsdienstwijsbegeerte, die in de ethiek gefundeerd is en grote invloed op de theologie van zijn tijd uitgeoefend heeft. Op het gebied van het burgerlijk recht was zijn grote commentaar op het Burg. Wetboek, naast die van Diephuis, in de jaren 1870-1910 het gezaghebbende werk, maar zijn klare en steile, logisch-rigoristische tekstuitlegging heeft veel van haar invloed verloren.Bibl.: De gevoelsleer van J. J. van Oosterzee (1848); De leer van God bij Schelling, Hegel en Krause (1846); De weg der wetenschap, leerboek der logica (2de dr. 1867); Het Burgerl. Wetb. verklaard in 11 dln 1865-1887; 2de dr. in 7 dln 1874-1891, voortgez. d. J. A. Levy e.a.; De waarheid en hare kenbronnen (1859); De godsdienst (1864); Onze Godsdienst (1875). Vele artt. in: Losse bladen verzameld, 3 dln.

Lit.: B. H. C. K. van der Wyck Mz., C. W. O. (in: Mannen van betekenis, 1893); H.

J. Hülsmann, Geschiedkundig overzicht betreffende de histor. interpretatie in het privaatrecht, diss. Amsterdam (1920); F. B. Coninck Liefsting, Herinneringen aan O., in: Rechtsgel. Mag. dl 12 (1893); C.

J. Wynaendts Francken, C. W. O., in: Alg. Ned. Tijdschr. v.

Wijsbeg. dl 34 (i940-’4i), blz. 35-51; Z. W. Sneller, O. en Fruin (Mededel. Kon. Akad. 1949)

< >