Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

GEESTESWETENSCHAPPEN

betekenis & definitie

De wetenschap kan op verschillende wijze onderverdeeld worden. Een dier indelingen is die in natuur- tegenover geesteswetenschappen.

De laatste handelen over wat voortgebracht wordt door de geest: recht, zede, kunst, taal, religie enz. Op deze wijze staan de rechtswetenschap, ethiek, aesthetiek, taal- en letterkunde, theologie, geschiedschrijving enz. tegenover de natuurwetenschappen: natuur- en scheikunde, sterrenkunde, biologie e.a. De grens is niet steeds scherp te trekken; de psychologie bijv. kan tot beide gerekend worden. Dit hangt grotendeels af van de methode van onderzoek.

Het doel der natuurwetenschappen wordt in de regel gezien in het vaststellen van algemene wetten, waaronder bijzondere gevallen gebracht kunnen worden en zodoende verklaard; daartegenover zag een denker als W. Dilthey het doel der geesteswetenschappen in het zich inleven in en het verstaan van gegevens als een deel van grotere gehelen. Ook voor H. Rickert is het typische van de natuurwetenschappen het streven om wetten vast te stellen, terwijl daartegenover speciaal de geschiedenis het individuele en „einmalige” moet beschrijven en begrijpen.

De geesteswetenschappen hangen verder nauw samen met het verschijnsel der cultuur. Het wetenschappelijk onderzoek van de geestelijke werkelijkheid is minder dan twee eeuwen oud, terwijl de natuurwetenschappen en de wiskunde — die in Frankrijk vroeger kortweg „sciences” genoemd werden, en tegenwoordig van de „sciences morales” worden onderscheiden — een geschiedenis van vijfentwintig eeuwen achter zich hebben. Men hoort nogal eens beweren, dat ten gevolge van hun zeer late optreden de geesteswetenschappen aanvankelijk sterk onder invloed der zo veel oudere natuurwetenschappen hebben gestaan en eerst langzamerhand zich daaraan ontworstelen en een „eigen” methode en begripsvorming hebben gevonden. De aldus gemaakte tegenstelling tussen natuur- en geesteswetenschappen miskent, dat het object van laatstgenoemde evenzeer als de natuur tot de werkelijkheid behoort en op talloze wijzen met de natuur is verbonden.

De psychologie illustreert de ontmoeting der beide gebieden op treffende wijze en bovendien is bij genetisch gerichte onderzoekers de overtuiging algemeen, dat de geestelijke werkelijkheid niet een wezenlijk van de natuurlijke afgescheiden gebied is, maar in de loop der beschaving als een schepping der mensen is ontstaan. De neiging om het gebied van de geest geheel van dat van de natuur af te scheiden, is een vooroordeel gebleken, dat het onderzoek heeft geremd en dat op zijn beurt kan worden verklaard uit een bepaalde fase in de geestelijke ontwikkeling der mensheid. Het onderscheid tot een tegenstelling te hebben toegespitst is vooral het werk van het Duitse idealisme en zijn voortzetters geweest. In een meer speciale zin spreekt R.

Steiner van zijn anthroposofie als „die Geisteswissenschaft”.j. j. POORTMAN

Lit.: W. Dilthey, Einleitung in die Geisteswissenschaften (1883); H. Rickert, Die Grenzen der naturwissensch. Begriffsbildung (1896).

< >