Nederlands taal- en letterkundige (Gouda 26 Mei 1873), studeerde Nederlandse letteren te Leiden, promoveerde aldaar in 1900, werd in 1902 leraar te Assen en in 1915 hoogleraar in de Nederlandse taal en letterkunde te Utrecht. Zijn veelzijdig en belangrijk oeuvre ligt op het gebied van taalkunde en letterkunde beide.
Hij bezorgde uitgaven van letterkundige werken uit verschillen" de perioden, werkte mede aan de standaarduitgave van Vondel’s werken en aan de Geschiedenis van de Letterkunde der Nederlanden (1937 e.v.). Zeer gewaardeerde studieboeken zijn Historische schets van de Nederlandse Letterkunde (1908; vele malen herdr.), Geschiedenis van de Nederlandse taal (1931; 1953) , Nederlandse Spraakkunst (met medew. v. M. Schönfeld, 1947; 1952). In boekvorm verschenen voorts Akademie publicaties, o.a. over de invloed van het Duits en het Engels op het Nederlands. Verder publiceerde hij een zeer groot aantal tijdschriftartikels, waarvan vele verschenen in het door hem geredigeerde tijdschrift De Nieuwe Taalgids ; de belangrijkste zijn herdrukt in 3 bundels Verzamelde taalkundige opstellen (1924, 1925, 1947) en 2 bundels Verzamelde letterkundige opstellen (1910, 1947).
Van De Vooys is grote invloed uitgegaan in de kring van zijn talrijke leerlingen en daarbuiten. Hij was een leidende figuur in de beweging voor spellingvereenvoudiging (z spelling). Zijn grote verdiensten zijn erkend door eredoctoraten van Gent, Leuven en Johannesburg.