Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

Cornelis de GIJSELAAR

betekenis & definitie

voorman der Patriotten (Gorinchem 19 Febr. 1751 - Leiden 29 Mei 1815), oudste zoon van mr Nicolaas de Gijselaar, raad, burgemeester en pensionaris van de stad Gorinchem, studeerde te Leiden en promoveerde in 1774 tot doctor in de rechten. In 1776 werd hij 2de pensionaris van Gorinchem en trad in deze functie reeds op de voorgrond onder de vijanden van de Oranjes: zijn krachtig werken voor het verlenen van „onbeperkt convooi” tegenover de Engelse eisen omtrent contrabande (z Engelse oorlogen, De vierde) bezorgde hem in 1778 het pensionarisschap van Dordrecht.

Als zodanig vooral was hij een der heftigste tegenstanders van Willem V. Hij behoorde onder de Patriotten tot de meer democratisch gezinden, die niet wilden weten van een eenvoudig herstel der oude regentenmacht, maar een werkelijk aandeel van de burgerij aan het bestuur wilden waarborgen. In 1784 voerde hij het woord bij de bezending der steden naar de stadhouder ter verwijdering van de hertog van Brunswijk; ook was hij belast met een onderzoek naar de „Acte van consulentschap”. Met vele andere invloedrijke personen ondertekende hij in Aug. 1786 een „Acte van onderlinge verbintenis tot handhaving der Republikeinsche constitutie”, die waarschijnlijk door De Gijselaar is opgesteld. In de vergadering der Staten van Holland sprak hij in 1786 onbewimpeld zijn gevoelen uit, dat de bron van alle kwaad, sedert de rampzalige Engelse oorlog aan Nederland overkomen, te zoeken was in de houding van de eerste staatsdienaar, prins Willem V. 17 Mrt 1786 had het beruchte rijden door de stadhouderspoort plaats. Deze, tevoren uitsluitend voor de stadhouder bestemd, zou volgens een beslissing der Staten van Holland ook door de Statenleden gebruikt worden.

De afgevaardigden van Dordrecht, als de oudste Hollandse stad, moesten er het eerst doorrijden. Hun rijtuig werd tegengehouden, hetgeen uitdijde tot een klein Orangistisch oproertje, wat de Staten zeer sterk opbliezen en naar aanleiding waarvan nieuwe besluiten tegen de prins werden genomen. Hij behoorde verder tot de commissie, die in de Statenvergadering het advies uitbracht, dat het nuttig en noodzakelijk was, verbetering in te voeren in het huishoudelijk bestuur der Oostindische Compagnie. In Sept. 1787 bevond hij zich ter zake van ’s lands verdediging te Woerden, doch werd spoedig ontboden, toen de eisen van de koning van Pruisen aan de Staten waren medegedeeld. Hij nam echter de wijk naar Brussel en werd 11 Oct. 1787 met velen van zijn medestanders afgezet. Eerst in 1799 kwam hij weder in het land en vestigde zich te Leiden. Hij behoorde tot de notabelen, die in Mrt 1814 naar Amsterdam werden geroepen om over de ontworpen constitutie te stemmen en gaf met kracht zijn afkeuring te kennen over een wijze van stemmen als deze, waarbij geen verbeteringen toegelaten, geen beraadslagingen gevoerd zouden worden, aldus op hoge leeftijd trouw blijvend aan het eenmaal door hem verdedigde beginsel van „volksregering”.

< >