Zuidnederlands dichter (ca 1500 - Antwerpen tussen Nov. 1549 en Mrt 1551), was een welgesteld koopman te Antwerpen. Hij schreef sterk didactisch getinte refereinen, die slechts in handschrift bewaard zijn en andere gedichten, waaronder Eenen gheestelycken A B (in 1543 gedrukt), een lang gebed, nauw bij de psalmen aansluitend.
In zijn Mondt toe Borsse toe (1583), geschreven onder het motto „Muyst maer en meaut niet” nam hij stelling tegen de hervorming. Zijn voornaamste werk is Een schoone ende gheneuchlicke Historie of Cluchte van Heynken de Luyere (oudst bekende ui tg. 1582), waarin een drietal avonturen van een Antwerpse losbol op geestige wijze worden verhaald.Bibl.: herdrukken: Eenen gheestelycken AB, bezorgd door C. P. Serrure in Vad. Museum V (1863); de Historie van Heynken de Luyere uitgeg. door L.Baekelmans (Antw. 1920); Heynken de Luyere en andere gedichten, uitgeg. door C.
Kruyskamp (Antw. 1948).
Lit.: J. A. Goris, Bio- en Bibl. nota’s over G. Crul in Gulden Passer 1924 en 1926 met herdr. van Mondt toe Borsse toe; A. v.
Duinkerken, Dichters der Contrareformatie (1932); Idem, in de Gids 1939, 4; W. A. P. Smit, Dichters der Reformatie in de 16de eeuw (1939); J. v.
Mierlo, De middelned. letterk. (1941), blz. 283; F. Kossmann in Tijdschr. v. Ned. Taal en Letterk. 63 (1944).