is in het algemeen gesproken de overtuiging, dat de Christelijke Kerk in haar experimentele vorm berust op een overtuiging en een wilsbesluit der gelovigen en als vrucht daarvan: We covenant with the Lord and with another, wij gaan een verbond aan met de Heer en met elkander (Amerikaans C.). In de kerkvorm onderscheidt het Congrégationalisme zich nader door de autonomie van de plaatselijke gemeente of congrégation.
Historisch waren de eerste Congregationalisten de aanhangers van de Congregationalism of the Lord, 3 Dec. 1557 door de graaf van Argyle en de zijnen in Schotland, puriteins-protestant, opgericht. In de dagen van koningin Elizabeth organiseerde zich een groter wordende groep van Engelse dissenters, oorspronkelijk Independenten, als congregationalisten, die het gezag van de staatskerk verwierpen en elke gemeente, die zich daarbij aan Christus bond, als ware Kerk bereid waren te erkennen. Grote invloed oefende de geest van Robert Browne, met zijn conventikels in Norwich en Norfolk en zijn puriteinse Engelse gemeente te Middelburg uit, al kan men hem, de schrijver (in Nederland) van A book, which showeth the life and manners of all true Christians, waarin hij het ideaal van een „général English ecclesiastical utopia” onder woorden brengt, niet in de strikte zin de vader van het Congrégationalisme noemen. Hij is later, geschokt door de tyrannie van het Schotse puritanisme, tot de Kerk van Engeland teruggekeerd ( 1585).
Los van Browne stonden John Greenwood en Henry Barrow, die te Londen puriteins separatisme op streng schriftuurlijke grondslag bevorderden en in 1593 daarvoor de marteldood ondergingen. In 1608 weken de dissenters John Robinson en John Smyth naar Nederland uit en vonden een onderkomen bij de gemeente der Barrowisten te Leiden. Van hier uit vond de overtocht naar Noord-Amerika per Mayflower plaats in 1620 (z Pilgrim Fathers), waar zij godsdienstvrijheid genoten: aldus vond het C. het land van zijn toekomst in de Nieuwe Wereld. In de periode van Laud vermeerderde het aantal vrijwillige ballingen zeer, die zich, in overeenstemming met de levensverhoudingen in woeste gebieden, in congregationalistische kerkvorm organiseerden.
Niettemin bleef er samenwerking met Presbyterianen, werden er synoden belegd en nam men in hoofdzaak de Westminster Confession van 1647 aan. De belangrijkste theologen der Congregationalisten in de eerste helft der 17de eeuw in Amerika waren Thomas Hooker (Survey of the Slimme of Church-discipline; f 1647) en John Eliot, de vader der Indianenzending (t 1690); de oudste opleidingsscholen zijn Harvard College (1636) en Yale College (1701), in de 19de eeuw gevolgd door een aantal andere als Bangor, Chicago, Hartford, Oberlin. In Engeland verwierven de Congregationalisten zich een sterke positie onder Cromwell en namen op een synode in het Savoy Palace 1658 eveneens de Westminster Confession aan. Men heeft onder de Congregationalisten verschillende richtingen, orthodox en vooral minder orthodox.
De Congregationalistische Kerken leiden een krachtig leven en zijn in de V.S. van Amerika naar verhouding zeer talrijk.PROF. DR J. N. BAKHUIZEN VAN DEN BRINK
Lit.: H. M. Dexter, Congregationalism as seen in its Literature (1879); W. Walker, The Creeds and Platforms of C. (1893); Idem, A History of the C.
Churches in the U.S. (1894); A. Peel, The First C. Churches (1920); R. W.
Dale, A History of English C. (1907); F. J. Powicke, Henry Barrow and the exiled Church of Amsterdam (1900); E. J.
Price, A Handbook of C. (1924); W. B. Selbie, C. (1927); De General Council of the Congregational and Christian Churches geeft een Yearbook voor Amerika en voor Engeland uit.