(Gaelisch: eland, later darm = kinderen, afstammelingen, uit Latijn: planta), bevolkingsgroep bij de Gaelen in Ierland en vooral in de Schotse Hooglanden, welke zich verbonden gevoelde door het geloof aan een zelfde afstamming en door gemeenschappelijk grondbezit. Sedert de 12de eeuw, na het uiteenvallen der oorspronkelijke grotere stammen (tuatha), treden zij in Schotland op de voorgrond.
Allengs splitsten zich ook de clans in takken. De leden (niet de talrijke cliënten) voeren de naam van een (veelal vermeende) gemeenschappelijke stamvader, bij de oudere Keltische clans voorafgegaan door Mac, Mc (= zoon), in Ierland ook Ua, 0 (= kleinzoon). In Schotland onderscheiden de clans (de Campbell's,Cameron’s, Fraser’s, Macdonald’s, Macgregor’s, Macintosh’s, Macleod’s, Macpherson’s, Stewart’s, e.a.) zich door het patroon van de tartan van plaid en kilt. Onderling beoorloogden zij elkaar onophoudelijk doch zij waren eensgezind in hun verachting voor de Laaglanders.
De reactie na de slag van Culloden (1746) maakte een einde aan de politieke betekenis der clans en ontwrichtte het systeem.Lit.: W. F. Skene, Celtic Scotland, dl III (2de uitg., Edinburgh 1890); A. Conrady, Gesch. der Clanverfassung in den schott.
Hochlanden (Leipzig 1898); H. Whyte, The Highland clans and regiments of Scotland (1905); Eóin MacNeill, Phases of Irish History (Dublin 1920).
In de ethnologie wordt clan als technische term gebezigd voor een unilaterale verwantengroep, welke in de regel een naam heeft en vaak op het bestaan van totemisme wijst. De clan kan matrilineaal (matriarchaat, moederrecht) zijn of patrilineaal (patriarchaat, vaderrecht). Een clan kan nooit op zichzelf bestaan, aangezien het huwen met een clangenoot ten strengste verboden is (exogamie) en overtreding van dit verbod als bloedschande gevoeld wordt. Een aantal clans welke met elkaar door huwelijken verbonden zijn vormt een „stam”.
Naast de term clan worden in de ethnologie ook woorden als gens en sippe gebezigd. In de Amerikaanse ethnologie wil men het woord gens wel reserveren voor de patrilineale groepen en duidt dan met clan de matrilineale aan. Meer gebruikelijk is echter clan als aanduiding voor unilaterale verwantengroepen in het algemeen te bezigen.
Men heeft wel gemeend dat de clan-organisatie de oudste familiale menselijke ordening zou zijn. De mensen zouden in de oertijd alleen de verwantschap via de moeder hebben gekend. Later zou dit matriarchaat door het patriarchaat verdrongen zijn, terwijl de erkenning van een bilaterale verwantschap (zoals wij die kennen) eerst daarna zou volgen. Thans weten wij dat in de aanvang een clanloze maatschappij moet hebben bestaan en dat het voorkomen van dans betekent dat bij bepaalde volken ten aanzien van bepaalde rechten (erfrecht, erfopvolgingsrecht, grondenrechten, enz.) aan hetzij de vaders, hetzij de moeders verwanten de voorkeur werd gegeven.
Waar clans voorkomen zijn zij van grote betekenis voor heel het maatschappelijk en religieuze leven. De individu voelt zich nauw met de clangenoten verbonden. Wordt de clan te groot dan zal deze verbondenheid speciaal gevoeld worden ten aanzien van de hem van meer nabij bestaande clangenoten. Wij zien dan dat het geslacht (de „lineage” of „sub-clan”) de clan in betekenis verdringt.
Onder vreemde invloed verdwijnt de clanorganisatie veelal. Wanneer bijv. door Islamisering of Christianisering niet enkel een andere godsdienst maar daarmee verbonden ook andere opvattingen ten aanzien van verwantschap, huwelijk, erfrecht, enz. gaan gelden, verliezen de met het clansysteem samenhangende geboden en verboden hun betekenis en verdwijnt daardoor de clan als functionele eenheid.
PROF. DR H. TH. FISCHER
Lit.: R. Thurnwald, Werden, Wandel und Gestaltung von Staat und Kultur (1935).