Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 07-02-2022

Charles DICKENS

betekenis & definitie

(John Huffham), Engels romanschrijver (Portsea 7 Febr. 1812 - Rochester, Gadshill, 9 Juni 1870), was de zoon van een ambtenaar en had een armoedige jeugd, doordat zijn vader niet in staat was het grote gezin te onderhouden. Hij zat voortdurend in schulden en werd hiervoor in 1821 gevangengezet in de Marshalsea.

Charles moest geld verdienen in een schoensmeer pakhuis, waaronder het gevoelige kind zeer leed. Zijn ervaringen in deze tijd zijn van grote invloed geweest op zijn ontwikkeling als romanschrijver en het gevoel van onrecht, hem als kind aangedaan, heeft hem nooit verlaten. Vooral in David Copperfield (I849~’5O) vindt men vele van zijn belevenissen geschilderd; Mr Micawber is meer of minder een portret van zijn vader. Onderwijs heeft Dickens weinig genoten, maar zijn vader had een kleine bibliotheek, waarin hij al vroeg de grote 18deeeuwse romanschrijvers las; vooral Smollett* trok hem aan en strekte hem later tot voorbeeld. Toen de omstandigheden van het gezin, dank zij een erfenis, enigszins verbeterden, kreeg de jongen korte tijd schoolonderwijs; reeds in 1827 werd hij klerk op een advocatenkantoor en begon al spoedig voor de kranten te werken. In zijn vrije tijd leerde hij stenografie en studeerde in het Brits Museum.

In 1835 werd hij kamerverslaggever voor The Morning Chronicle. Vele van de bijzondere taal- en stijleigenschappen van de toekomstige romanschrijver herkent men in de vaak meesterlijke schetsen, die hij in deze tijd in verschillende bladen uitgaf en in 1836 publiceerde als Sketches by BozZij geven een meestal humoristisch, soms dramatisch beeld van het Londense leven van die tijd, veel critiek op het parlement, de rechtbank en misstanden op allerlei gebied. Met deze schetsen verwierf hij een zekere bekendheid; de uitgeverij van Chapman & Hall verzocht hem de tekst te schrijven bij tekeningen van Seymour, in maandelijkse afleveringen. Zo ontstond, in navolging van de geïllustreerde novelles, die toen in de mode waren en waardoor vooral Surtees* bekend geworden is, de beroemde Posthumous Papers of the Pickwick Club.

Nadat Seymour zelfmoord had gepleegd, nam H. K. Browne („Phiz”) de rol van illustrator over en werkte hierna steeds met Dickens samen. Met het verschijnen van Pickwick in boekvorm in 1837 was de naam van de schrijver gemaakt; het werd reeds in 1838 in het Frans en Duits vertaald en in Engeland zelf maakte het furore; terecht: figuren zoals Pickwick en vooral Sam Weller zijn de creaties van een genie; de rijke, geestige taal is ongeëvenaard. In snelle opeenvolging verscheen nu de ene roman na de andere; hierin verwerkte hij het vele leed, dat hij in zijn moeilijke jeugd om zich heen had gezien; hij schildert meestal de kleine middenstand. Het zijn tendensromans, die echter geen oplossing geven voor de vele wantoestanden, die er in beschreven worden: de armenhuizen in Oliver Twist (I837-’38), de armenscholen in Nicholas Nickleby (i837-’3g), het gevangeniswezen, o.a. in Litlle Dorrit (I855-’57).

Het probleem van de nood onder de bevolking der grote fabriekssteden heeft hij nauwelijks aangeroerd. Verdere belangrijke werken zijn nog: The Old Curiosity Shop (1841); Martin Chuzzlewit (1843-’44), de vrucht van een bezoek aan de V.S., waar hij zonder succes pleitte voor internationale auteursrechten; A Christmas Carol (1843), een verhaal waar men in kort bestek alle typische eigenschappen van de schrijver vindt; het werd gevolgd door andere Christmas Books. Het boek, dat Dickens zelf boven al zijn andere romans prefereerde was David Copperfield, dat zoveel autobiografisch materiaal bevat. Bamaby Rudge (1841) en The Tale of Two Cities (1859) zijn historische romans, de laatste handelt over de Franse Revolutie, is ernstiger van toon en beter geconstrueerd dan zijn ander werk. Great Expectations (1861) wordt door velen als zijn beste roman beschouwd.

Dat de constructie van zijn boeken enigszins onsamenhangend was, is gedeeltelijk te wijten aan het feit, dat zij in wekelijkse of maandelijkse afleveringen verschenen. In 1850 stichtte Dickens het weekblad Household Words, dat in 1859 door All the Year Round vervangen werd. Verscheidene van de korte verhalen, die hierin werden gepubliceerd waren geschreven in samenwerking met Wilkie Collins*. Groot succes oogstte Dickens met de voorlezingen uit eigen werk, die hij van 1858 af heeft gehouden; doordat hij als amateur veel toneel had gespeeld, was hij een uitstekend voordrachtskunstenaar. Als zodanig ging hij op dringende uitnodiging wederom naar Amerika. Na zijn terugkeer in Engeland hield hij zijn Farewell Readings. Kort voor zijn dood, in Apr. 1870, verscheen de eerste aflevering van The Mystery of Edwin Drood, dat al dadelijk grote belangstelling wekte, maar door Dickens nooit voltooid werd.

Hij stierf vrij plotseling en werd in de Westminster Abdij begraven.

Aan de grootheid van Dickens valt niet te twijfelen. Tijdens zijn leven genoot hij een ongehoorde populariteit en ook na zijn dood heeft hij, ondanks alle critiek, zijn reputatie als de Engelse romanschrijver bij uitstek behouden. Zijn enorme fantasie creëerde een wereld, waarin de meest onwaarschijnlijke figuren en situaties voor ons aannemelijk worden gemaakt. Ernst en humor, sentimentaliteit en melodrama zijn zo dooreengemengd, dat wij, meegesleept door zijn originele, nu speelse, dan weer indrukwekkende taal, gaarne de ogen sluiten voor zijn onvolmaaktheden. Zeker, er is gebrek aan karakterontwikkeling, vooral de hoofdfiguren leven niet; de intriges zijn verward en onwaarschijnlijk. Maar dit zijn de fouten van zijn tijd; Dickens schreef uitsluitend om zijn publiek, jong en oud van alle rangen en standen, te behagen; dit zal hij wel blijven doen tot in lengte van dagen. Figuren als Pickwick, Fagin, Micawber, Pecksniff en zoveel anderen leven voort; zijn gezegden zijn in de volkstaal opgenomen.

E. C. VAN DER GAAF

Bibl.: Compl. uitg.: The works, 17 dln (I847-’68), van de talrijke andere is de zgn. National edition (Chapman & Hall) de beste. Brieven: The letters of C. D. I833-’7O, ed. by his sister-inlaw and his eldest daughter (2 din, 1880); Mr and Mrs Dickens. His letters to her, by W. Dexter (1935).

Lit.: Bibliogafieën en reference books: J. C. Thomson, Bibliography of the writings of C. D. (Warwick 1904); J. C. Eckel, The first ed. of the writings of C.

D. (New York 1913, 2dedr. 1932); Th. Hatton and A. H. Cleaver, A bibliogr. of the periodical works of C. D. (1933); W. Miller, The D. student and collector: a list of writings relating to C.

D. 1836-1945 (1946); W. Williams, The D. concordance (1907); A. J. Philip, A D. dictionary (1909, herdr. 1928); T. A. Fyfe, Who’s who in D. (1912); A.

L. Hayward, The D. encyclopaedia (1924, herdr. 1930); J. S. Stevens, Quotations and references in D. (Boston 1929); Humphrey House, The Dickens World, 2nd ed. (1942); Biografieën, studies ënz.: J. Forster, The life of C. D. (3 din, 1872-74, beste ed. met aantekeningen, door J.

W. T. Ley 1928); G. Gissing, C. D. a critical study (1897, herdr. 1926); G. K.

Chesterton, C. D. (1906); F. Coenen, D. en de romantiek (1911); G. K. Chesterton, Appreciations and criticisms of the works of C. D. (1911); J.

B. v. Amerongen,The actor in D., diss.Amsterdam(1926) ;W. J. Carlton, C. D. Shorthandwriter (1926); W.

Dibelius, D., 2. Aufl.; F. Delattre,D. et laFrance (1927); I. Rantavaara, D. in the light of Engl, criticism (Helsinki 1944); U. Pope-Hcnnessy, D. (1945).

< >