Frans beeldhouwer (Mont-de-Marsan 4 Nov. 1874-Parijs 28 Oct. 1946), leerling van de Ecoledes Arts Décoratifs en van de Ecole des Beaux-Arts, korte tijd medewerker van Rodin.
Men beschouwt hem en Aristide Maillol als de belangrijkste Franse beeldhouwers uit de eerste helft van de 20ste eeuw, waarbij dan in de derde plaats Bourdelle gevoegd kan worden.
Despiau was in eerste instantie portrettist; er bestaat een zeer groot aantal portretbustes, hoofdzakelijk van vrouwen, van zijn hand. Af en toe heeft hij ook een levensgrote staande figuur gemaakt, zoals het vrouwelijk naakt (tuin van het Museum Boymans, Rotterdam), de zittende figuren voor een oorlogsmonument (Parijse Universele Expositie van 1937) en de staande Apollo, welke bij zijn dood vrijwel voltooid was.
Zijn sculpturen vertonen in de behandeling van vorm en oppervlak een uiterste manuale gevoeligheid; hij was een typisch „boetseerder”, die hechtte aan het realisme, die zichzelf feitelijk nooit experimenten met de vorm veroorloofde doch die daarbij echter in houding en gebaar zijn sujetten een specifiek Latijnse rust en evenwicht meegaf. Zijn invloed op de moderne Nederlandse beeldhouwkunst is groot.
Lit.: L. Deshairs, Despiau (Paris 1930) ; Arno Breker, Charles D. (Berlin 1942); Waldemar George, Despiau vivant (Paris 1947).