L. is de naam van een plantengeslacht uit de familie der Caesalpiniaceeën. De bloemen zien er uit als vlinderbloemen met een kruikvormige, kort 5-tandige kelk, 5 genagelde bloembladeren, 10 vrije, ongelijke meeldraden en een eenbladig vruchtbeginsel, dat tot een dunne, veelzadige peul wordt. Het omvat bomen met enkelvoudige bladeren met hartvormige voet, die eerst na de bundelvormig op oude stammen en takken saamgevoegde bloemen te voorschijn treden.
Van de soorten vermelden wij C. Siliquastrum L. (Judasboom), een boom, die 6 of 7 m hoog wordt, met niervormige, onbehaarde bladeren, een groot aantal fraaie, rode of witte bloemen en bijna doorschijnende peulen, ter grootte van een vinger, roodachtig van kleur en met lensvormige zaden gevuld. Hij groeit in het Z. van Europa en Noord-Afrika. De bloemknoppen worden ingelegd als specerij, en het hout, met groene en zwarte aderen doortrokken, wordt door de schrijnwerkers zeer gezocht.
Zijn vormen C. S.foliis variegatis en floribus albis zijn niet bijzonder fraai. C. canadensis L., een boom ter hoogte van 2 of 3 m met grote, hartvormige bladeren en purperrode bloemen groeit in Virginië en Canada, levert uitmuntend hout en strekt tot sieraad voor parken en wandelplaatsen. Doorgaans kan hij de winter op onze breedte zeer goed verdragen. Men kent er o.a. een vorm van met gevulde bloemen, nl.: C. c. flore pleno. Verder komen voor C. occidentalis Torr. uit Californië en C. chinensis Bunge uit China.
De laatste is tegen ons klimaat niet bestand. PROF. DR TH. J. STOMPS.