is de naam van een zeer merkwaardige plantenfamilie, die in het systeem een plaats heeft gekregen aan het begin der Angiospermen. Zij telt slechts een 25-tal soorten, die alle tot het geslacht Casmrina Rumph. behoren.
Dit omvat éénhuizige bomen ter hoogte van ca 10 m, die op het zuidelijk halfrond, vooral in Australië en op de eilanden van de Grote Oceaan, alsmede in Indonesië en Oost-Azië grote wouden vormen en ten dele een zeer hard hout leveren, dat als ijzerhout in de handel komt. De habitus is als die van een Conifeer. De jonge takken zijn groen, met overlangse groeven, waarin de stomata, en verzorgen de assimilatie. De bladeren zijn gereduceerd tot kransstandige schubjes.
Aldus lijken de takken veel op de stengels van een Paardestaart (Equisetum). De mannelijke bloemen, slechts bestaande uit een enkele meeldraad met 2 bloemdekblaadjes, waaronder nog 2 steelblaadjes, staan in kransen in aren aan het uiteinde der jongste takken. De vrouwelijke, zonder bloemdek, bestaan slechts uit een vruchtbeginsel uit 2 mediane vruchtbladen met 2 draadvormige stempels en zitten, eveneens omsloten door 2 later verhoutende steelblaadjes, in bolvormige bloeiwijzen op korte zijtakken. Het vruchtbeginsel is 2-hokkig met 2-4 rechte, opstijgende zaadknoppen, maar het achterste hokje blijft steriel.
Het sluitvruchtje is aan zijn top gevleugeld. Belangrijk was de vondst van Melchior Treub, dat hier chalazogamie voorkomt: de stuifmeelbuis groeit in de wand van het vruchtbeginsel naar beneden en dringt van de chalaza uit de zaadknop binnen. De naam Casuarina is ontleend aan de overeenkomst van het draadvormig loof met Casuarisvederen.De meest algemene soort is C. equisetifolia Forst., die aan vele zandige kusten der keerkringslanden van de Oude Wereld wordt aangetroffen, ook vaak aangeplant. Zijn hout is hard en dient tot het vervaardigen van gereedschappen, lansstelen, pijlpunten, enz. C. montana Leschen heeft daarentegen licht, vrij zacht hout, dat voor huizenbouw geschikt is. Deze boom komt in Indonesië en vooral op de bergen van Oost-Java veel voor. In laatstgenoemde streek vormt hij tussen 1500 en 2500 m hoogte uitgestrekte, samenhangende bossen.
De boom draagt er de naam tjemara.