Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Casparus COMMELIN

betekenis & definitie

(1) boekverkoper en historieschrijver (Leiden 28 Febr. 1636 - Amsterdam, begr. 15 Mei 1693), stamde uit een boekdrukkers-, boekverkopers- en uitgeversgeslacht, waartoe ook Hieronymus behoorde. Zijn vader, Isaac, oefende het familieberoep uit te Leiden, tot 1641, toen hij met zijn gezin naar Amsterdam vertrok.

In 1659 opende Casparus een boekwinkel en uitgeverij „op het Water” (Damrak), die hij in de loop van de jaren nogal eens verplaatste naar andere punten in de omtrek van de Dam. Onder de vele en belangrijke werken, die bij hem verschenen, moet genoemd worden Aeloude en hedendaegsche Scheepsbouw en Bestier, door Nicolaes Witsen, welke uitgave hij te zamen met Broer en Jan Appelaer bezorgde (1671). Al spoedig was hij een der geprivilegieerde stadscourantiers, die de Amsterdamsche Courant, ieder op een vastgestelde dag in de week, het licht deden zien. Van 1686 tot zijn dood oefende hij dit ambt alleen uit.Toen Domselaer’s compilatie over de geschiedenis van Amsterdam uitverkocht was, ontving Commelin de uitnodiging, om een nieuwe, verbeterde druk uit te geven. Kort na zijn dood verscheen bij Wolfgang, Waesberge, Boom, Van Someren en Goethals de Beschrijvinge van Amsterdam, deszelfs eerste oorspronk uyt den Huyse der Heeren van Aemstel, enz. in twee foliodelen, die zijn naam in de geschiedenis bekend heeft doen blijven. Inderdaad is de Commelin een ietwat vermeerderde (en ook royaler uitgevoerde) Domselaer.

Onder enigszins gewijzigde titel verscheen bij de Wed. Oossaan in 1693 en ’g4 een tweede oplage van het werk. Een nieuwe druk, geheel gelijk aan de beide vorige, evenwel met weer iets andere titel en met een voorrede van Pieter Vlaming, kwam in 1726 van de pers. Alle critiek, waaronder de zeer deskundige van Jan Wagenaar, heeft niet kunnen verhinderen, dat de Commelin voor sommige onderdelen blijvende waarde heeft getoond te bezitten.

j. z. KANNEGIETER

Lit.: J. Wagenaar, Amsterdam in zijn opkomst, enz., dl I Voorrede (A’dam 1760); W. P. Sautijn Kluit, Bijdr. omtr. de Fransche A’damsche en Leidsche couranten.

Bijdr. voor Vad. Geschied. en Oudheidk., nieuwe reeks, 4de dr. (Arnhem 1866), blz. 20 vlg.; Idem, De Amsterdamsche Courant, ld., nieuwe reeks, 5de dl (’s-Gravenhage 1868), blz. 207 vlg.; Wouter Nijhoff, Bibliogr. van N.-Ned. Plaatsbeschrijvingen (A’dam 1894), in voce; G. W.

Kernkamp, De Regeeringe van Amsterdam. . . ontworpen door Hans Bontemantel, dl II (s-Gravenhage 1897), blz. 199; Joh. E. Elias, De Vroedschap van Amsterdam, dl II (Haarlem 1905)» blz. 570; C. P.

Burger Jr, De boekverkoopers Commelin te Genève, Heidelberg, Amsterdam en Leiden. Tijdschr. voor boeken bibliotheekwezen, dl IX (’s-Gravenhage 1911), blz. 145 vlg.; M. M. Kleerkooper en W.

P. van Stockum Jr, De Boekhandel te Amsterdam (’s-Gravenhage 1914-’16); De Ned. Leeuw XLI (1923); M. Schneider, De Ned. Krant (1943); E.

W. Moes en C. P. Burger Jr, De A’damsche boekdr. en uitg. in de 16de eeuw, IV (’s-Gravenhage 1915).

(2) Nederlands plantkundige (Amsterdam, ged. 14 Oct. 1668 - begr. 25 Dec. 1731), zoon van de vorige, promoveerde te Leiden tot doctor in de medicijnen in 1694 en werd in 1706 hoogleraar in de plantkunde aan het Athenaeum te Amsterdam. Hij was lid van de Academie „Curieux de la nature”, onder de naam Mantias. Onder zijn toezicht werd de Hortus te Amsterdam verrijkt met vele planten uit de koloniën.

Bibl.: Flora Malabarica (Leiden 1696); Horti Medici Amstelodamensis Plantarum usualium catalogus (Amsterdam 1698, 3de dr. 1724); Praeludia Botanica (1703).

Lit.: J. Wagenaar, Amsterdam, III, p. 240; Nieuw Ned. Biogr. W.

X (1937)» k. 196.

< >