koloniaal bewindsman (Amsterdam ged. 26 Aug. 1604 - Batavia 18 Mei 1653), trok al jong naar Indië, werd in 1627 opperkoopman aan de kust van Coromandel, vervulde in 1629 een zending als gezant van de V.O.C. naar Karnatika en werd in 1635 gouverneur en directeur van ’s Compagnies handel aan de kust van Coromandel. In 1636 werd hij buitengewoon Raad van Indië en 4 Jan. 1639 vertrok hij als admiraal der retourvloot naar het vaderland.
Hij vestigde zich als koopman te Amsterdam, waar hij in enkele jaren zijn belangrijke vermogen weer verloor. In Sept. 1645 trad hij weer in ’s Compagnies dienst en in 1650 werd hij gouverneur-generaal. Als zodanig voldeed hij niet; in 1653 volgde zijn ontslagbrief. Nog vóór deze verzonden was, bleek Reyniersz. overleden. Hij was een der slapste landvoogden, die Ned.-Indië ooit heeft gehad. De twee belangrijkste gebeurtenissen uit zijn bestuursperiode waren de invoering van een nieuw reglement voor de Ind. regering en de stichting van een nederzetting aan de Kaap de Goede Hoop. Van deze beide is echter het initiatief uitgegaan van Heren-XVII. DR F. w. STAPEL
Lit.: F. W. Stapel, Gesch. van Ned. Indië, dl III (Amsterdam 1939). blz. 295 e.v.