Noorse schrijfster (Kristiansand 23 Jan. 1813 - Oslo 6 Mrt 1895), was een zuster van Henrik Wergeland en was, nadat zij gebroken had met Welhaven, die haar jarenlang het hof gemaakt had, gehuwd met prof. Peter Jonas Collett, een der leiders der vooruitstrevende beweging; zo plaatste zij zich tegenover haar vader en broeder aan de zijde van de Intelligensparti.
Na de dood van haar man gaf zij in 1854-1855 anoniem haar eerste en enige roman uit: Amtmandens Detre, waarin zij zich richtte tegen het conventionele huwelijk en het recht van de vrouw verdedigde, om zich naar eigen aanleg te ontwikkelen. Dit boek, dat zij zelf noemde „de lang ingehouden kreet van mijn leven, die mij ontsnapte”, was de eerste Noorse strekkingsroman en kan beschouwd worden als een voorloper van het naturalisme. Later schreef zij herinneringen, bekentenissen en beschouwingen in I de lange Natter (1862) en in de Siste Blode (1868-1873). Hierin begint de schrijfster propaganda te maken voor de vrouwenemancipatie, voortgezet in Fra de Stummes Leir (1878) en Mot Stremmen (1879-1885).
Maar zij heeft nog beleefd, dat de stroom zich keerde en op haar 80ste verjaardag in 1893 werd zij op grootse wijze gehuldigd.