(Oudperzisch: Kamboedjija), naam van twee leden van de Oudperzische dynastie der Achaemeniden.
Cambyses, vader van Cyrus, was nog vazal der Medische koningen en koning van Persis en Elam. In 558 v. Chr. werd hij door Cyrus opgevolgd.
Cambyses, zoon van Cyrus en Cassandane, was reeds tijdens de regering van zijn vader mederegent in Babylonië geweest en volgde hem op omstreeks 530 v. Chr., toen Cyrus in een veldtocht naar Centraal-Azië was gedood. Na zijn troonsbestijging had Cambyses een aantal opstandige bewegingen te onderdrukken, waarna hij in 526 v. Chr. uittrok ter verovering van Egypte.
Omstreeks deze tijd liet hij zijn broeder Smerdis (Oudperzisch Bardja), die het O. van het rijk bestuurde, ter dood brengen. Egypte, welks koning Amasis zich de bijstand van enige tyrannen van Grieks-Ionische steden had verzekerd, maar kort voor het uitbreken van de oorlog was opgevolgd door zijn zoon Psammetichus III, werd door verraad van de Griek Phanes aan Cambyses uitgeleverd (slag bij Pelusium in 525 v. Chr.) en de Perzische koning liet zich met de waardigheden der Egyptische koningen bekleden. Daarna liet hij zich door de Grieken te Cyrene en Barca als heerser huldigen, doch moest van zijn plannen tegen Carthago afzien, daar de Phoeniciërs, die met de Cypriërs en de Ioniërs zijn zeemacht uitmaakten, niet wilden optrekken tegen de door hun volksgenoten gestichte stad.
De door hem tegen de oase van Ammon gezonden onderneming mislukte; de daarop volgende krijgstocht van Cambyses tegen het Nubische koninkrijk Napata leidde alleen tot duurzame onderwerping van Opper-Egypte. Na zijn terugkeer in Memphis openbaarden zich bij hem tekenen van krankzinnigheid. Bij het feest van de inwijding van een nieuwe Apis-stier liet hij, naar het heet, de regeringsleden der stad ter dood brengen, de priesters geselen, bracht Apis een wonde toe en liet de godenbeelden in de tempel van Ptah verbranden. Nog andere daden van waanzin, zoals het doden van zijn zuster Roxane, worden van hem vermeld.
In 522 was Cambyses gedwongen naar Perzië terug te keren wegens de opstand van de magiër Gaumata, die zich voor zijn broeder Smerdis had uitgegeven. Gedurende de terugreis is hij overleden, hetzij door een zichzelf onwillekeurig toegebrachte wonde, zoals Herodotus verhaalt, hetzij door zelfmoord, zoals de Oudperzische inschriften van Darius schijnen aan te duiden.
Lit.: A. Lincke, Kambyses in der Sage, Literatur und Kunst des M. A., in: Aegyptiaca, Festschr. für Georg Ebers (Leipzig 1897); J. V.
Prasek, Kambyses (Leipzig 1913); Clément Huart, La Perse Antique et la civilisation iranienne (Paris 1925).