Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

CALIXTIJNEN

betekenis & definitie

is de naam van de gematigde Hussieten, ook Prager Hussieten genoemd, omdat zij de vier Prager artikelen aannamen (1420). Deze artikelen eisten:

1. de vrijheid van de verkondiging van het woord Gods;
2. dat de kelk (in het Latijn: calix) bij de heilige Communie ook aan de leken zou worden uitgereikt; dus de heilige Communie onder beiderlei gedaante (sub utraque specie: waarvandaan de Calixtijnen ook Utraquisten werden genoemd);
3. dat de rijkdommen van de geestelijken onteigend zouden worden en zij zelf teruggebracht tot de eenvoudigheid van de apostolische tijd;
4. dat de bevoegde machten de doodzonden der geestelijken, vooral de openbare, zouden tegengaan.

In weerwil van hun gematigdheid, streden de Calixtijnen met de woeste Taborieten of radicale Hussieten tegen keizer Sigismund. Later werden op het concilie van Bazel onderhandelingen met hen gevoerd en werden de Compactata van Praag gesloten (1433), waarbij de lekenkelk voor Bohemen en Moravië werd toegestaan onder voorwaarde dat het volk onderricht werd dat Christus onder elk der beide gedaanten geheel tegenwoordig is. De paus van Rome heeft nooit deze Compactata goedgekeurd; de Calixtijnen aanvaardden ze, de Taborieten niet. Keizer Albrecht, opvolger van Sigismund (1437), werd door de Calixtijnen bestreden.

Zij verkregen in Georg Podiebrad een koning van hun kleur (1458), die tot 1471 regeerde, alhoewel paus Paulus II hem in 1466 in de kerkban sloeg. Ook prins Wladislaw (14711516), de opvolger van Podiebrad, erkende de geldigheid van de Compactata. Langzamerhand vielen de Calixtijnen uiteen: velen keerden tot de R.K. Kerk terug; anderen sloten zich aan bij de Protestanten op grond van de Confessio Bohemica (1575).

Het Restitutie-edict van 1629 bracht het einde van deze secte.

DR P. V. MOREL O.CAP.

Lit.: P. David, art. Calixtins in Dict. d’hist. et de géogr. ecclés., t. XI, kol. 401-406 (Paris, 1939); Hefele-Leclercq, Hist. d. conciles, t.

VIII, 858-871, 895-916 (Paris 1916).

< >