is de hoofdplaats van het Franse dep. Lot en tot 1790 van het landschap le Quercy, alsmede een station van de spoorlijn Orleans-Toulouse.
Zij ligt op een door de Lot gevormd schiereiland en bestaat uit een bovenstad, met steile en kromme straten, en een regelmatig gebouwde benedenstad, welke door de Boulevard Gambetta worden gescheiden. Zij bezit drie bruggen, waaronder de 14de-eeuwse Valentrébrug met drie hoge, vierhoekige torens; een Romaanse St Etienne-kathedraal met twee koepels (uit de 12de en 13de eeuw), de I7de-eeuwse prefectuur (tot aan de Revolutie bisschoppelijk paleis), de 12de-eeuwse kerk St Urcisse, en het kasteel van paus Johannes XXII, dat uit de 14de eeuw dateert. Voorts is een deel van de oude ommuring (w.o. een stadspoort) bewaard gebleven.Cahors is het oude Divona Cadurcorum, de hoofdstad van de Gallische stam der Cadurci. In de Romeinse tijd had het linnenindustrie, en telde wellicht ca 50 000 inw. Uit die tijd dateren verschillende overblijfselen als de Fontaine des Chartreux, Romeinse baden (Porte de Diane) en een Romeins amphitheater in de nabijheid van de stad; later was zij de hoofdstad van het graafschap Quercy en maakte lange tijd (11de15de eeuw) deel uit van het Engelse bezit in Zuid-Frankrijk. Eerst in 1428 geraakte zij onder Franse heerschappij. In de middeleeuwen was zij de hoofdstad van de Zuidfranse bankiers of geldwisselaars (Cahorsini), in Duitsland Cawertschen of Kauderwelsche genaamd.
Door haar ligging aan de grote weg Parijs-Toulouse, die nog in de Boulevard Gambetta bewaard is, en de Lot, waarlangs per schip de Cahors-wijnen naar Bordeaux werden afgevoerd, werd zij al vroeg een handelscentrum, welke functie zij tot op de huidige dag heeft bewaard (handel in wijn, noten en truffels). De industrie omvat conservenfabrieken, een grote drukkerij en een deurknoppenfabriek. De stad telt (1936) 15345 inw.; sedert de tweede helft van de vorige eeuw is haar zielenaantal achteruitgelopen; de toeneming der laatste jaren is een gevolg van de ontvolking van het platteland.
Cahors is de zetel van een prefect en van een bisschop. De in 1321 door paus Johannes XXII gestichte universiteit werd in 1751 met die van Toulouse verenigd.
PROF. DR H. J. KEUNING.