landschap in Z.W.-Frankrijk, bestaande uit Haut Quercy, ook genoemd Quercy, voor een groot deel samenvallend met het departement Lot, en ten Z. er van Bas Quercy, het departement Tarn-et-Garonne beslaande tot aan de Garonne.
Haut Quercy bestaat voor een groot deel uit kalkplateau’s (causses), zoals de Causse de Martel, Gramat, Limogne enz. Deze plateau’s hebben een arme, steenachtige bodem en een guur klimaat. Een armelijke veehouderij (schapen) vormt de enige bestaansmogelijkheid voor de dungezaaide bevolking. Daarentegen zijn de vaak diep ingesneden, canonachtige dalen van Lot, Dordogne en Aveyron dicht bevolkt en leveren vooral fruit, wijn en groenten. De grote bevolkingscentra als Cahors, Martel, Figeac en Capdenac zijn in hoofdzaak marktplaatsen voor landbouwproducten. Het zeer merkwaardig gelegen Rocamadour is een belangrijke bedevaartplaats.
Het landschap vertoont vele interessante karstverschijnselen, zoals de Gouffre de Padirac. Bas Quercy bestaat vnl. uit brede valleien van met zand gemengde vruchtbare leemgronden, gescheiden door heuvelruggen van kalkgesteenten of afzonderlijke hoogten, waarop de stadjes liggen. Wijnbouw, vroege groenten en vruchten vormen de middelen van bestaan; Montauban en Moissac zijn de centra van dit gebied.
Quercy, het gebied der oude Gallische Cadurci, behoorde in de 5de eeuw tot het rijk der West-Goten, in de 6de eeuw tot dat der Franken, maakte later deel uit van het hertogdom Guyenne, en geraakte als zodanig in Engels bezit (12de eeuw). Eerst onder koning Karel V (1364-1380) werd het met de Franse kroon verenigd.