Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

CADIZ

betekenis & definitie

of Cadix

(1), een provincie van Z.W.Spanje, in het vroegere koninkrijk Sevilla gelegen, telt op een oppervlakte van 7342 km2 (Ceuta inbegrepen), in 1940: 600440 inw., d.i. 82 per km2. Haar voornaamste rivier is de Guadalete. De beneden-Guadalquivir vormt de N.W. grens. De provincie is gedeeltelijk zeer vruchtbaar en levert beroemde, zware wijnen (Jerez), olijfolie en graan, verder veel zeezout en vis.

De grootste steden (w.o. enkele uitgestrekte gemeenten) zijn Jerez de la Frontera (1940: 89525 inw.), La Linea (38188 inw.), San Fernando (38581 inw.), San Lucar de Barrameda (32848 inw.) en de hoofdstad Cadiz.

(2),de hoofdstad van de gelijknamige provincie, vesting en Spanje’s derde haven, ligt op 36°27'40" N.Br. en 6°12'19" W.L.v.Gr. aan de spoorlijn Sevilla-Cadiz en telt (1940): 87767 inw. Cadiz ligt op een klein rotsachtig eilandje, door een zandige strandwal met het grotere eiland León vergroeid. Het wordt geheel door de stad ingenomen. Daardoor waren de uitbreidingsmogelijkheden van Cadiz beperkt.

Alleen aan de zuidzijde, op de strandwal, kon de voorstad San José ontstaan, waar ook de villawijk, de zeebaden en het radiostation gelegen zijn. De oude stad is geheel door een ringmuur omsloten en is een wirwar van nauwe straatjes. Het gebrek aan ruimte leidde tot nauwe en hoge bouw. Het geringe wagenverkeer maakt vele straten en stegen doodstil.

Op de met balustraden omgeven platte daken maken de ontelbare uitzichttorentjes (miradores) uitzicht over zee mogelijk.

De geringe ruimte verbiedt aanleg van havenwerken en grote industrieterreinen in de onmiddellijke omgeving. De schepen liggen dan ook op de door forten beschermde reden in de bocht van Cadiz. De grote rede ligt tussen de stad Cadiz en de landpunt Santa Catalina. Beter beschermd liggen de schepen op de kleine en ondiepe rede in de bocht van Puntales; slechts het kanaal naar La Carraca is diep genoeg voor zeeschepen.

De vele vestingwerken zijn alle verouderd. De meeste marine-inrichtingen (kazernes, dokken en arsenaal) liggen bij San Fernando en La Carraca.

Ook de landtoegang is te smal. De levensmiddelen moeten per schip worden aangevoerd. Een ander bezwaar is het gebrek aan drinkwater. De enige zoetwaterbron bevindt zich in de Catedral Vieja, onder het hoogaltaar.

Elk huis heeft dan ook een regenbak; bovendien bestaat een waterleiding van Puerto de Sta Maria. In de oude stad liggen de in 1596 verwoeste, maar onmiddellijk herbouwde oude kathedraal, de Catedral Vieja, de Hal van de Beroemde Zeelieden, en op het hoogste punt de 31 m hoge uitzicht- en signaaltoren, de Torre de la Vigla. Onder de talrijke, doch kleine pleinen moeten worden genoemd de Plaza de la Constitución en de Plaza de Mina en als wandelplaatsen bovendien de Alameda de Apodaca en de nieuw aangelegde Parque Genovés met uitzicht over zee.

Cadiz is de zetel van een bisschop en bezit een tot de universiteit van Sevilla behorende faculteit der medicijnen en een meteorologisch instituut.

De tegenwoordige handel is veel geringer dan voorheen en lijdt wegens de verzanding der baaien de onmogelijkheid van een industriële ontwikkeling ten gevolge van de topografische ligging meer en meer onder de concurrentie van Sevilla, Huelva en Malaga. Nog steeds is Cadiz echter de voornaamste exportplaats van Jerez-wijnen (sherry) en zout, dat in de onmiddellijke omgeving gewonnen wordt (nl. in Las Marismas en in talloze zoutpannen langs de baai van Cadiz). Verder bestaat export van olijfolie, zuidvruchten en kurk. Ingevoerd worden vooral steenkolen uit Engeland, ijzerwaren, hout, manufacturen enz.

De scheepvaart op het buitenland omvatte in 1946: 1325 schepen (1,9 mill. RT), die 99079 ton goederen aanvoerden en 61432 ton afvoerden. De binnenlandse (vooral kustvaart) omvatte 1194 schepen (1,6 mill. ton), die 113 199 ton goederen aan-, en 62 972 ton afvoerden. Regelmatig worden scheepvaartverbindingen onderhouden met West- en Noord-Europa, de Middellandse-Zeehavens en met Centraal- en Zuid-Amerika.

De baai is een belangrijk marinestation.

Geschiedenis

Volgens een overlevering is de stad gesticht door Phoeniciërs, zeker was zij in de tijd van grote bloei van de Phoenicische handel al een belangrijk centrum voor de uiterste west-vaart (7de eeuw v. Chr.). Omstreeks 500 moet zij door Carthago in bezit zijn genomen, dat toentertijd Zuid-Spanje beheerste. In het einde van de 2de Punische oorlog veroverde Scipio dit deel van het schiereiland en in 201 sloot de stad zich vrijwillig bij Rome aan.

Daarmee begon een tijd van ongekende bloei, die vijf eeuwen duurde; de handel (Cadiz was toen al dé uitvoerhaven van Andalusië en van de Spaanse ertsen) bracht er een grote welvaart en een zeer werelds leven, waardoor de stad beroemd en berucht was (restaurants en danshuizen). In 49 v. Chr. kreeg zij het recht van municipium, onder Augustus heette zij Augusta urbs Gaditana. Door de West-Goten werd Cadiz echter grotendeels verwoest en, nauwelijks weer enigszins tot bloei gekomen, viel zij in 711 in handen der Moren, die haar tot 1262 beheersten. De welvaart en bloei van Spanje onder de Mohammedaanse heerschappij brachten weer grote vooruitgang, doch na de herovering door de Christenen werd de stad een tijdlang in de schaduw gesteld door Sevilla.

In de tijd der ontdekkingen nam haar betekenis echter weer toe en na de tocht van Columbus werd Cadiz, na Sevilla, het uitgangspunt voor de vaart op Amerika, de haven der rijke zilvervloten, waarvan zij later zelfs het strikte monopolie bezat. Vandaar dat zij ook voortdurend het doel was van de aanvallen en plunderingen der concurrerende Engelsen en Nederlanders. In 1587 vernielde Drake een groot aantal schepen in de haven, in 1596 gebeurde hetzelfde door een Engels-Nederlandse vloot onder Essex, Howard en Van Duivenvoorde, die er in slaagden ook de stad zelf te vermeesteren en er geweldig te plunderen, waarna men echter wegtrok. De aanvallen der Engelsen in 1626, 1656 en 1702 brachten het niet zover.

In de Franse tijd was Cadiz weer het middelpunt van veel strijd: in 1797-1798 werd het door de Engelsen geblokkeerd, in 1800 door Nelson gebombardeerd. Omgekeerd werd de stad door de troepen van Napoleon van 6 Febr. 1810 tot 25 Aug. 1812 belegerd, maar door Wellington ontzet. Zij werd toen het centrum van de nationaal-liberale beweging tegen de Franse overheersing, waar in 1812 de Cortes bijeenkwam om een grondwet te ontwerpen (z Spanje, geschiedenis). Op i Jan. 1820 brak hier de revolutie uit, beginnend met muiterij op de voor Amerika bestemde oorlogsvloot, en in 1823 verdedigde Cadiz zich van 24 Juni tot 3 Oct. tegen de Fransen, die het absolutisme kwamen herstellen. 17 Sept. 1668 werd Cadiz het uitgangspunt van de revolutie, die aan de heerschappij van koningin Isabella een einde maakte.

Lit.: A. de Castro, Historia de C. (Cadiz 1858).

< >