Nederlands letterkundige (Eibergen 26 Jan. 1902 - ’s Gravenhage 14 Mei 1940), studeerde in de Nederlandse letteren te Amsterdam, waar hij in 1928 promoveerde, werkte sedert de oprichting (1924) mede aan De Vrije Bladen en stichtte het maandblad Forum (1931), dat hij
tot 1936 met Du Perron en Slauerhoff redigeerde. Hij was oprichter en een viertal jaren leider van de Nederlandse Filmliga. Als zodanig en door zijn publicaties werkte hij aan de vorming van een goed begrip der film als kunst. In 1933 werd hij literair redacteur van Het Vaderland. In zijn essays richtte Ter Braak zich niet allereerst op literaire of aesthetische, maar op algemeen-culturele problemen. Zijn strijdbare geest, gevormd onder invloed van Dèr Mouw, Carry van Bruggen en vooral van Multatuli, Stendhal en Nietzsche, heeft een thans nog waarneembare invloed uitgeoefend op de jongere literatoren. Uiterst fel waren zijn aanvallen op het geestelijk leven van katholieken en kerkelijke protestanten (Afscheid van Domineesland, 1931).
Als verdediger van de persoonlijkheid keerde hij zich vooral tegen de overschatting van de vorm. In de essayistische werken Het Carnaval der Burgers (1930) en Démasqué der Schoonheid (1932) betoogde Ter Braak de ontoereikendheid der meest vereerde levenswaarden. Van oude en nieuwe Christenen (1937) verwekte veel bestrijding. Ter Braak bleef de Politicus zonder Partij (1934), die zich van geen dogma en vooroordeel de dupe waant, doch daarmede aan het vooroordeel offert van zijn argwaan tegen elk vast standpunt. Achter zijn critiek schuilt echter een bekommernis om het lot der wereld en zonder voorbehoud heeft hij zich tegen het Duitse nationaal-socialisme gekeerd. Na de capitulatie van Nederland in 1940 koos Ter Braak vrijwillig de dood.
Bibl.: behalve het bovengenoemde: Kaiser Otto III, Ideal und Praxis im frühen Mittelalter.Diss.(ig28); Cinema Militans (i92g); De absolute film (1931); Man tegen man (1931); Het tweede gezicht (1935); Douwes Dekker en Multatuli (De Vrije Bladen 1937); De Augustijner monnik en zijn trouwe duivel (1938); Mephistophelisch (1938); In gesprek met de vorigen (1938); Journaal 1939 (1939); De nieuwe elite (1939); De Duivelskunstenaar (een studie over Vestdijk, 1945); In gesprek met de onzen (1946); Reinaert op reis (1946); romans: Hampton Court (1931); Dr Dumay verliest (1933); toneelwerk: De pantserkrant (1935).
Lit.: A. v. Duinkerken, Katholiek Verzet (1930); M. B. Teipe en Joh. v. d. Woude, Dr M. t. Br. (De Vrije Bladen, 1936); H.
Marsman, M. t. Br. (1939).