of Boksmeer is een gemeente in het N.O. der provincie Noordbrabant; zij telt op 3075 ha in 1946: 7016 meest R.K. inw. (1943: 6795 inw.). De gemeente, die in 1940 nog een oppervlakte van 1151 ha (4046 inw.) had, is in 1943 vergroot met delen van de gemeenten Beugen en Sambeek.
De bodem bestaat uit zand, behalve langs de Maas (rivierklei) en is voor ruim ⅔ cultuurgrond; ca 53 pct daarvan is als bouwland en 43 pct als grasland in gebruik. De voornaamste landbouwproducten zijn rogge, haver en aardappelen, mangelwortelen en voederbieten. De industrie betreft hoofdzakelijk die van margarine en sigaren, alsmede een exportslagerij.Het dorp Boxmeer is zeer uiteengebouwd, alleen in het midden staan de huizen meer aaneengesloten. In de St Petrus- en Pauluskerk is de marmeren graftombe van graaf Oswald van den Bergh.
Boxmeer was een vrije heerlijkheid aan de Maas, welke begrensd werd door de heerlijkheden Kuik (Cuijk) en Gemert en door het hertogdom Gelre. Zij omvatte behalve de tegenwoordige gemeente Boxmeer ook de N.O. helft der gemeente Oploo. Aanvankelijk behoorde Boxmeer, toen Meer of Meren geheten, tot de heerlijkheid Kuik; later kreeg het een eigen heer, die uit het geslacht Buc of Bok gesproten, zijn naam aan die van Meer verbond. Pieter van Culemborg moest de heerlijkheid in 1365 als een leen aan hertog Wenceslaus van Brabant opdragen. In 1479 ging Boxmeer over op het Huis van Egmond en daarna op dat van Bergh. De heerlijkheid behoorde niet tot Staats-Brabant en was onafhankelijk van de Staten-Generaal der Ver.
Nederlanden. Franciscus Wilhelm van Hohenzollern-Sigmaringen aanvaardde haar in 1713. In 1794 werd Boxmeer door de Fransen in bezit genomen, drie jaren later bij Frankrijk ingelijfd en in 1798 bij het Departement van de Roer gevoegd. In 1800 kwam Boxmeer bij de Bataafse Republiek en werd in 1801 bij het departement Brabant gevoegd.