Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 26-08-2022

Boxtel

betekenis & definitie

(of Bokstel), Noordbrabantse gemeente ten Z. van ’s-Hertogenbosch, met een oppervlakte van 5141 ha en (1946) 12.881 inw. (voor ruim 96 pct R.K.). De bodem bestaat uit zand en langs de oevers van Dommel en Aa uit beekklei.

Ruim 58 pct van de gemeente is cultuurgrond, waarvan ca 57 pct bouw- en 41 pct grasland. Terwijl in het dorp Boxtel zelf de industrie een belangrijke plaats inneemt (zuivelfabriek, exportslagerij, textiel, vnl. linnen en band, sigarenmakerij en houtzagerij), is in het overige deel van de gemeente landbouw het hoofdbestaansmiddel. De gemeente omvat het dorp Boxtel (met (1930) bijna 7500 inw. en de oorden Munsel (225 inw.), Selissen (270 inw.), Gemonde (550 inw.), Roond (100 inw.) en Luissel (80 inw.), benevens enige buurten en gehuchten.Tot 1439 was Boxtel een vrije baronie des Rijks; toen werd de heerlijkheid opgedragen aan Philips de Goede, hertog van Brabant. Door huwelijk kwam zij aan het Huis van Ranst, daarna aan dat van Hoorne en vervolgens aan dat van Salm.

Het dorp Boxtel is langs de Dommel gebouwd en is een kruispunt der spoorwegen naar ’s-Hertogenbosch, Goch, Tilburg en Eindhoven. Tot de voornaamste gebouwen behoren de 15de-eeuwse St Petruskerk en het in 1857 vernieuwde kasteel Stapelen, thans klooster. In de nabijheid het natuurreservaat „de Campina”.

< >