aarden wal, die de daarachter opgestelde vuurmond of schutter tegen vijandelijk vuur beschermt. Het beste materiaal is zand, omdat dit van alle grondsoorten de meeste weerstand tegen indringing van kogels e.d. biedt.
De dikte is afhankelijk van de soort van kogels of projectielen, waartegen men gedekt wil zijn, van het dekkingsmateriaal en van de tijd, voor de aanleg beschikbaar; zo is een dikte van 0,75 à 1 m normaal voor lichte veldversterkingen, doch 6 m en meer in meer duurzame vestingwerken. De bovenzijde der borstwering heet plongee, meestal naar ’s vijands zijde aflopend, om de dode hoek, waarin geen vuur kan gebracht worden, te verkleinen. De achter- (of binnen-) en de voor- (of buiten-)zijden heten talud; het binnentalud wordt steil opgezet (zie bekleding), het buitentalud wordt onder natuurlijke helling of flauwer afgewerkt. Voor de opstellingen achter een borstwering, zie bank, banket en emplacement.