(pseud. van Löb Baruch), Duits journalist en letterkundige (Frankfort a.d. Main 6 Mei 1786 - Parijs 12 Febr. 1837), studeerde bij de medicus Marcus Herz geneeskunde en vatte voor diens vrouw een hartstochtelijke, maar onbeantwoorde genegenheid op (Briefe des jungen Börne an Henriette Herz). Vervolgens studeerde hij te Halle en Heidelberg en promoveerde in 1808 te Giessen.
Zijn eerste opstellen verschenen in het Frankfurter Journal.
Met ijver trad hij voor zijn Joodse geloofsgenoten in de bres, maar ging in 1818 in het geheim tot het Christendom over. Hij was met Heine één der leiders van de literaire beweging van het „Junge Deutschland”. Hij stichtte het tijdschrift Die Wage, dat door zijn geestige schrijftrant grote opgang maakte. Wegens de allerwegen ontmoete tegenstand trok hij naar Parijs, maar keerde in 1822 naar Duitsland terug. De Juli-revolutie van 1830 riep hem weer naar Parijs, waar hij zijn brillante Briefe aus Paris (1831) schreef. Zijn politieke ideeën maakten hem soms onbillijk.
Zijn tweede bundel Briefe (1832) haalde hem de haat van Heine op de hals, die in 1840 een boek Ludwig Börne publiceerde. Teleurgesteld over het conservatisme in Duitsland gaf hij Lamennais’ Paroles d’un croyant op eigen kosten in vertaling uit. Zijn tijdschrift Die Wage hervatte hij in het Frans (Balance). In Menzel, der Franzosenfresser (1837), waarin hij afrekende met de journalist Menzel, die een publicatieverbod van alle „Jungdeutsche” dichters had weten uit te lokken, toonde hij nog eenmaal zijn groot talent.
Bibl.: Gesammelte Schriften (12 dln 1862, 1911 vlg.); Die Wage (1818-’21).
Lit.: A. Kuh, B. der Zeitgenosse (1922); G. Ras, B. und Heine als polit. Schriftsteller. Diss. Amsterdam (1926); L.
Marcuse, Revolutionär und Patriot (1929); W. Humm, L. B. als Journalist. Diss. Zürich (1937).