(1), ook Gieszen, een stad in het Duitse land Groot-Hessen ligt aan de samenvloeiing van de Wieseck en de Lahn, en is een belangrijk kruispunt aan de spoorweg van Frankfort a.d.M. naar Kassel waar zich o.m. spoorwegverbindingen naar Koblenz in Fulda afsplitsen. De stad telt (1946) 39088 inw. en heeft verder betekenis als garnizoens- en universiteitsstad.
Aan oude gebouwen bezit de stad een in 1570 gebouwd kasteel, een oud raadhuis en een aantal oude gevels. De universiteit, in 1607 gesticht, telt ca 2000 studenten. De industrie draagt een zeer gedifferentieerd karakter en omvat o.m. tabaksen sigarenfabrieken, textielindustrie, bierbrouwerijen, ijzergieterijen en machinefabrieken. In de nabijheid liggen ijzersmelterijen (Lallar) en de burchtruïnes Gleiberg, Vetzberg en Staufenberg.
Giessen, oudtijds ook Zu den Gissen genaamd, waarschijnlijk om de talrijke riviertjes, die hier hun water in de Lahn „giessen”, behoorde oorspronkelijk tot het graafschap Gleiberg, kwam in 1203 aan Thüringen en werd in 1265 aan Hessen verkocht.Lit.: Otto Büchner, Aus Giessens Vergangenheit (1885); Over de Universiteit in: Erman und Horn, Bibliographie der deutschen Universitäten, 3 dln (1904); Die Universität Gies sens 1607-1907 (Festschrift, 2 dln, 1907).
(2) is een Noordbrabantse gemeente in het Land van Altena aan de Maas ten Z.O. van Woudrichem. Zij telt op 562 ha (1949) 666 inw., (v.w. (1947) 98 pct Prot. en 1,3 pct zonder kerkelijke gezindte. De bodem bestaat uit rivierklei en is voor ca 61 pct als grasland en 37 pct als bouwland in gebruik. Akkerbouw en veehouderij zijn hoofdmiddel van bestaan.
(3) een water in de Alblasserwaard (prov. Zuidholland), voormalige rivier, die onder de naam Noordeloos op de grens van de gemeente Meerkerk ontstaat; door vereniging met de zgn. Kromme Giessen bij Neder-Slingeland ontstaat de eigenlijke Giessen, een kronkelend water, dat vnl. inZ.W. richting stroomt en sedert de 13de eeuw door een dam (met schutsluis) van de Merwede is gescheiden. In 1852 werd het buiten deze dam gelegen deel van de Giessen, de Buiten-Giessen, binnen een dijk (met keersluis) gelegd.
Later is de Buiten-Giessen tot een scheepvaartkanaal vergraven, terwijl de keersluis in een schutsluis is veranderd.
Lit.: A. A. Beekman, De wateren van Nederland (1947).
