Nederlands plantkundige (Uithoorn 18 Nov. 1849 - Ternate 25 Aug. 1900), promoveerde in 1875 te Leiden op het onderwerp: Bijdrage tot de kennis der houtanatomie. Van 1876-1880 was hij leraar aan de kweekschool voor onderwijzers te Amsterdam, waarna hij in 1881 benoemd werd tot conservator van het Herbarium te Leiden. In 1888 maakte Boerlage een studiereis naar Indië en in Nederland teruggekeerd, verzocht men hem de rijksalumni voor het boswezen les te geven in de Indische boomflora (1891).
Drie jaar later werd Boerlage benoemd tot onderdirecteur van het Herbarium en privaatdocent aan de Leidse Universiteit. In 1896 vertrok hij als adjunct-directeur naar ’s Lands Plantentuin te Buitenzorg en als chef van het museum en het Herbarium aldaar, waar Treub directeur was. Op een wetenschappelijke onderzoekingsreis in de Molukken is hij aan de gevolgen van een schipbreuk te Ternate overleden.Bibl.: Handl. tot de kennis der flora van Ned.-Indië (I, II, III, 1890-1900); het door hem gestichte tijdschrift Icones Bogorienses, begonnen in 1897, werd na zijn dood voortgezet; Catalogus plantarum phaneroganarum quae in horto Bogoriensis coluntur herbaceis exceptis (1899-1904, afl. I, II) en Notes sur les Anonacées (1897-1901, afl. I-IV).
Lit.: Nieuw Ned. Biogr. Woordenb. VIII k. 137; M. Treub in Nat. Tijdschr. v. Ned.-Ind. 60 (1901).