oorspronkelijk een kruidboek met afbeeldingen, ook een soort museum van wortels, kruiden en vruchten, noemt men sedert de 16de eeuw een voor botanische doeleinden bijeengebrachte verzameling van gedroogde planten. Een herbarium is onmisbaar voor de studie der systematische plantkunde, daar de kenmerken der planten na het drogen meestal zo goed bewaard blijven, dat zij altijd herkend kunnen worden.
Zelfs voor microscopisch onderzoek kunnen sommige plantendelen nog gebruikt worden.De oudste herbaria, die geheel of gedeeltelijk bewaard zijn gebleven, zijn die van Aldrovandi (1553), van Girault (1558) en van Cesalpini (1563). Vermeldenswaard zijn verder de herbaria van Rauwolf (gest. 1596) te Leiden en C. Bauhin te Bazel. Op het Rijksherbarium te Leiden worden bewaard de oude herbaria van Boerhaave en Van Royen, die betrekking hebben op het oudtijds in de Leidse Hortus gekweekte materiaal, en tevens het oude herbarium van Hermann, dat de planten van Ceylon bevat, betrekking hebbend op diens Flora Zeylanica. Beroemde openbare herbaria zijn die te Kew bij Londen, van het Britse Museum en het Linnaeus-Genootschap te Londen, van De Candolle en Boissier te Genève, alsmede die te Parijs, Leningrad, Wenen enz. Het Leidse Herbarium is verder beroemd door de vele typen der Indonesische Flora van Blume en de originelen der Japanse Flora van Von Siebold.