is een woord, dat is ontstaan in het begin van de 18de eeuw aan de Kaap, toen onder gouverneur W. A. v. d.
S tol, die de ambtenaren der Compagnie ten koste van de kolonisten bevoordeelde, een tegenstelling tussen deze groepen opkwam. Voor de kolonisten, immers „vrijburgers”, was het een erenaam, die hen aan hun nieuwe vaderland bond. Buitenstaanders, zoals de ambtenaren uit Nederland, gebruiken het dikwijls als scheldwoord voor de, in hun ogen onwetende, boeren. Na de bezetting van de Kaapkolonie door de Engelsen in 1806 verdween deze tegenstelling: er ontstond een nieuwe scheidslijn, die tussen Boer en Brit. Afrikaander werd toen gebruikt voor eiken blanken, Afrikaans-Hollands sprekenden bewoner van de Kaap-kolonie, die voor de goede oude tijd voelde. Met het verslappen der banden met Nederland ging echter in de 19de eeuw de groei van eigen nationaliteitsbesef gepaard, en zo kreeg het woord een nieuwe betekenis, die wij terugvinden in de naam van de Afrikaander Bond, in 1877 gesticht met het doel, een verenigd Zuid-Afrika onder eigen vlag te propageren. Vooral in de leuze, waarmee men de Boeren-Republieken in het N. voor deze bond trachtte te winnen: Afrika voor de Afrikaanders, wordt het streven naar een eigen staatshuishouding kenbaar gemaakt. In deze leuze kregen de woorden Afrika en Afrikaander zelfs reeds een imperialistische bijsmaak, doordat de weglating van „Zuid-” geen begrenzing van deze begrippen naar het N. stelde, enigermate een Afrikaanse tegenhanger dus van het Brits-gekleurde Cape to Cairo-ideaal van Cecil Rhodes . Alvorens echter deze drang naar het N. in de 20ste eeuw vastere vorm kon aannemen, begon de term Afrikaander plaats te maken voor het modernere Afrikaner. Hiermee raakte tevens de gewoonte in onbruik van een aantal Engelssprekenden, die zich Africanders plachten te noemen. In Nederland bleef Afrikaanders nog lang in gebruik naast de woorden Boeren en Zuid-Afrikanen (hetgeen eigenlijk de Engels-sprekenden insluit), om onze stamverwanten in Zuid-Afrika aan te duiden. (Voor moderne ontwikkeling z Afrikaner).PROF. DR M. BOKHORST.