Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 26-08-2022

Boekanier

betekenis & definitie

is ontleend aan het Fr. boucanier, dat afgeleid is van een werkwoord boucaner, en dit op zijn beurt van het zelfstandig naamwoord boucan. Dit laatste is de Franse schrijfwijze van een woord, dat, uit een van de talen van Brazilië afkomstig, door de Europeanen naar West-Indië werd overgebracht. Oorspronkelijk betekende het: houten rooster of horde waarop inboorlingen vlees braadden of rookten.

Met boekanier nu duidde men aanvankelijk de Franse jagers op Santo Domingo aan, die het vlees van wilde ossen en zwijnen op een boucan bereidden. Daar deze lieden op de duur tot zeeroverij vervielen, werd de naam boekaniers later, inz. in de 17de en 18de eeuw, gegeven aan de zeerovers die de kusten van West-Indië en Zuid-Amerika onveilig maakten. In jongere taal werd boekanier synoniem met zeerover, vrijbuiter in het algemeen. In 1678 kwam te Amsterdam uit: De Americaensche Zee Roovers, van de hand van de boekanier A. O. Exquemelin, dat in 1931 te Antwerpen herdrukt werd. De Engelse vertaling kreeg de titel The Buccaneers of America.Lit.: C. H. Haring, The Buccaneers in the West Indies in the 18th Century (London 1910); H. Malo, Corsaires et Flibustiers (Paris 1932); A. Hasenclever, Zur Geschichte der Flibustier, in Histor. Ztschr. 136 (1927), blz. 502 vlg.