(Moskou 1888-1938), een der leiders en theoretici van het bolsjewisme, was de zoon van een onderwijzer aan een gemeentelijke school te Moskou, in welke stad hij ook het gymnasium en de universiteit afliep.
Reeds als gymnasiast nam hij deel aan de revolutie van 1905, in 1906 werd hij bolsjewiek. Na enkele arrestaties en verbanningen, vluchtte hij in 1910 naar het buitenland, waar hij met Lenin in aanraking kwam, die zijn talenten spoedig ontdekte en hem aanzette tot een theoretische weerlegging van het mensjewisme. Van 1912-1913 volgde hij te Wenen de colleges van Böhm-Bawerk, wiens theorieën hij onmiddellijk bestreed in een in 1919 te Moskou verschenen boek. Bij het begin van Wereldoorlog I arresteerde de Oostenrijkse politie Boecharin, die echter kort daarop kans zag, naar Zwitserland te ontkomen, waar hij zijn boek schreef over de Wereldhuishouding en het imperialisme (1929 in het Duits verschenen als dl 12 der Marxistische Bibliothek). Na een kort verblijf in een Zwitserse gevangenis als agent van Lenin, werd hij uit Zwitserland verbannen, maar in Denemarken en Zweden trof hem hetzelfde lot, zodat hij in 1916 de wijk nam naar New York, waar hij in het Russisch een blad Nieuwe Wereld uitgaf. In Febr. 1917 kwam hij over Japan en Siberië naar zijn geboortestad terug, waar hij een ijverig aandeel nam in de gebeurtenissen, die tot de October-revolutie leidden. In Dec. 1917 werd hij redacteur van het bolsjewistisch hoofdorgaan Prawda, in welke functie hij, met een korte onderbreking wegens meningsverschillen over de vrede van Brest-Litowsk, gehandhaafd bleef tot 1929.
In de strijd, die na de dood van Lenin tussen Stalin en Trotzky ontbrandde, stond hij aan de zijde van Stalin. Toen echter met het eerste Vijfjarenplan een nieuwe periode in de geschiedenis van de Sovjet-Unie werd ingeluid, geraakte hij in de oppositie, daar hij het niet eens was met het hoge tempo van de industrialisering. Zo richtte hij in 1930 te zamen met Rykow en Tomskij een memorandum aan het Politburo, waarin de opstellers trachtten aan te tonen, dat de graanvoorziening gevaar liep, indien men de politiek ten opzichte van de boeren niet wijzigde. Ten gevolge van zijn oppositionele houding verloor hij zijn post van redacteur van de Prawda en zijn positie in het presidium en het politiek-secretariaat van de Komintern, waarvan hij sedert 1926 lid was. Wel was hij nog leider van de wetenschappelijk-technische afdeling van de Opperste Economische Raad en rector van het Instituut van het „rode professoraat” en werd hij redacteur van de Izwestija, maar zijn politieke invloed was getaand. In 1937 werd hij gearresteerd en in Mrt 1938 stond hij terecht als een der beklaagden in het proces tegen het „Anti-Sovjetblok van rechtsen en trotzkisten”, werd ter dood veroordeeld en terechtgesteld.
PROF. DR J. M. ROMEIN
Bibl.: de in Duitse vertalingen verkrijgbare: Oekonomik der Transformationsperiode (Moskau 1920); ABC des Kommunismus (Moskau 1920); Die Theorie des historischen Materialismus (Moskau 1921); Der Imperialismus und die Akkumulation des Kapitals (Moskau 1929, dl 9 der Marx. Bibl.).