eigenlijk Bibliotheca Bodleyana of Universiteitsbibliotheek te Oxford, dankt haar naam (Bodleian) aan de tweede stichter, sir Thomas Bodley, die in 1602 de oude, door de Reformatie te gronde gerichte universiteitsbibliotheek opnieuw oprichtte. Thans is zij na het British Museum de rijkste bibliotheek in Groot-Brittannië.
In 1327 schonk Thomas Cobham, bisschop van Worcester, zijn handschriftenverzameling niet aan een of ander college van de universiteit, maar aan de Alma Mater zelf. ’t Was echter pas in 1420 dat de Universiteit in het bezit kwam van die boekdelen die in een speciale kamer op lessenaars aan kettingen vastgeklonken lagen. In 1439 en volgende jaren ontving de Universiteit nog een serie handschriften (281) van Humphrey, hertog van Gloucester. Ten gevolge van die aangroei werd in 1444 besloten tot de bouw en inrichting van een speciaal lokaal voor de huisvesting van deze verzameling die inmiddels nog met andere schenkingen vermeerderd was. Zo ontstond dan de Duke Humphrey’s Library. Een 70-tal jaren later ging de Oxford Universiteitsbibliotheek geheel te gronde: 1550 was het jaar der epuratie der Oxfordbibliotheken onder Edward VI. De handschriften en boeken werden verbrand, verkocht of in de vier windstreken verspreid en in 1556 werden zelfs de lessenaars, de boekenkasten en banken verkocht; alleen de naakte muren bleven nog over.
In 1598 bood sir Thomas Bodley de Vice-Chancellor aan de Universiteitsbibliotheek opnieuw op te richten. Hij spaarde geld noch moeite om zijn voorstel te verwezenlijken en om de continuïteit van zijn werk, de geregelde uitbouw en het doelmatig gebruik van de door hem aangelegde verzamelingen te verzekeren. De plechtige opening had plaats op 8 Nov. 1602. De bibliotheek bezat toen 2000 boekdelen. Drie jaar later omvatte ze reeds 5249 boeken en 411 handschriften. Bodley’s edelmoedige inspanning had navolging opgewekt en talrijke prachtige schenkingen werden gedaan door lord Buckhurst, de earl of Essex, sir Walter Raleigh, de earl of Northumberland, sir Robert Cotton.
Na Bodley’s dood in 1613 schonken de earl of Pembroke (The Barocci-Collection), Sir Kenelm Digby, Robert Burton, Lord Fairfax, en in het bijzonder aartsbisschop Laud en John Selden belangrijke collecties aan de centrale universiteitsbibliotheek. De Tanner-Collection, de Rawlinson-Collection, de Malone-Collection en de Douce-Collection vormen onschatbare afdelingen van haar bezit. Haar Bijbelhandschriften zijn merkwaardig en haar Shakespeare-verzameling is enig ter wereld.
Door aankoop, verdere schenkingen en de ruildienst, maar speciaal door de verplichte aflevering door de Engelse drukkers van een gaaf exemplaar van hun uitgaven, werd het bibliotheekbezit steeds verder uitgebouwd. Dank zij de bemoeiingen van sir Thos Bodley werd die regeling reeds in 1610 van kracht.
Door de geregelde toevoer van nieuwe boeken en door het steeds groter aantal lezers — sedert haar opening in 1602 was de bibliotheek voor het publiek toegankelijk, wat de Bodleyana tot de eerste „openbare” bibliotheek van Engeland maakte — was de oude Duke Humphrey-Library (26 ✕ 10 m) reeds drie jaar na haar ingebruikneming te klein. In 1610 werd een nieuwe vleugel bijgebouwd, en van 1634 tot 1640 volgde nog een vergroting. Van 1789 af begon de bibliotheek de belendende lokalen en gebouwen tot zich te trekken. In 1860 werd het voorstel van de Radcliffe Trustees, nl. de toen leeggekomen Radcliffe Camera in gebruik te nemen, dankbaar aanvaard. Maar zelfs, niettegenstaande deze en nog andere geannexeerde bergruimten ter beschikking stonden, was men in 1912 verplicht een ondergronds magazijn te bouwen. Dit was echter nog geen uitkomst en in 1930 werd besloten het vraagstuk van de huisvesting en organisatie van de Oxford bibliotheek grondig te onderzoeken.
Het besluit van die studie was een nieuw gebouw als toevoeging op te richten waarin alle boeken van de Bodleyana, behalve die opgesteld in de ondergrondse Radcliffe Camera-bergplaats, zouden worden verzameld. Bouwmeester was sir Giles Gilbert Scott. Het werk begon in Dec. 1936 en de eerste steen werd gelegd op 25 Juni 1937. De bibliotheek was klaar in de lente 1940, maar werd pas plechtig geopend op 24 Oct. 1946. Het nieuwe gebouw is een vierkant gesloten blok, 12 boekenmagazijnverdiepingen in het centrum, met drie verdiepingen werk-, lees- en studiezalen aan de vier zijden. Deze lokalen kunnen eventueel als boekenmagazijn worden ingericht. Bergruimte: 5 millioen banden; huidig bibliotheekbezit ± 1½ millioen.
De eerste gedrukte catalogus verscheen in 1605 en was het werk van Thomas James, de eerste „Keeper” van de Universiteitsbibliotheek en was terzelfder tijd de eerste gedrukte algemene bibliotheekcatalogus in Europa. Later volgden nieuwe, gedrukte catalogi in 1620, 1674, 1738, 1843 (de laatste!). Thans wordt gewerkt aan de revisie van de algemene catalogus.
Buiten haar meer dan 1½ millioen banden gedrukte boeken bezit de Bodleyana thans over de 40.000 handschriften.
PROF. DR J. F. VANDERHEYDEN
Lit.: H. H. E. Craster, The Bodleyan and its present problems (in The Library Association Record, Mei 1932); R. H. Hill, Library Provision in Oxford: The scheme in progress (ibid., Apr. 1934, p. 103-107); H.
H. E. Craster, Bodleyan Library Extension. Plans of the New Building (ibid., Mei 1936); Oxford, Special Number, Febr. 1937 (Oxford 1937) (daarin een reeks bijdr. over de bibl., haar verzam., uitbr. en plannen tot vergroting); Bodley Library, The Opening of the New Library by H. M. King George. 24th Oct. 1946 (Oxford 1946) (daarin; History of Bodl.
Extension); Marg. Burton, Famous Libraries of the World (London 1937); F. Madan, The Bodleian Library (1919) en het speciale tijdschrift: The Bodleian Quarterly.