Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 26-08-2022

Bladluizen

betekenis & definitie

of Aphididae vormen een grote familie van Homoptera (zie halfvleugeligen). Samen met de Psyllidae (zie bladvlooien), Aleurodidae (zie motluizen) en Coccidae (zie schildluizen) vormen zij daarvan de groep Sternorhyncha of Phytophtires. Het zijn kleine, meestal plompe en trage insecten, vaak zonder vleugels, doch indien wèl, dan zijn deze in viertal aanwezig.

Aan de kop die vaak sterk met het borststuk is vergroeid, vindt men een paar drie- tot zesledige, lange, dunne antennae, een paar samengestelde ogen en soms drie ocellen (zie insecten). Verder draagt de kop een snuit, het rostrum, dat in hoofdzaak bestaat uit de vierledige onderlip, waarin de twee paar steekborstels, dat zijn de zeer vervormde voor- en achterkaken, die te zamen de eigenlijke zuiger vormen, besloten liggen. Bij het zuigen wordt deze zuiger in de plant gestoken. Aan het borststuk bevinden zich behalve de vaak ontbrekende vleugels drie paar lange, dunne poten. Het vrij plompe achterlijf draagt veelal aan het uiteinde een paar buisjes, de siphunculi, die washoudende bloedcellen schijnen af te scheiden. Met de later te noemen honingdauw hebben zij althans niets te maken. Ten slotte moet nog vermeld worden, dat wasklieren en dus ook wasafscheiding vaak voorkomen; bekend is dit bijv. van de bloedluis.Als voedsel gebruiken de bladluizen uitsluitend plantensap, hetzij ze dit onttrekken aan de zeefvaten, hetzij aan afzonderlijke cellen. Aangezien in deze sappen slechts weinig eiwit doch veel suiker aanwezig is, moet een zeer groot volume vloeistof het darmkanaal passeren, waarbij de suikeroplossing als de bekende kleverige honingdauw (linden) het lichaam onveranderd weer verlaat. Deze honingdauw vormt vaak een gunstige voedingsbodem voor schimmels, zodat zgn. „roetdauw” optreedt. Belangrijker dan deze indirecte schade is evenwel het directe nadeel, dat de bladluizen aan de planten toebrengen door saponttrekking. Sterk aangetaste plantendelen schrompelen ineen, knoppen komen niet uit, de gehele groei wordt sterk geremd. Onder de bladluizen komen dan ook vele zeer schadelijke insecten voor; wij noemen hier slechts de bloedluis van de appel, de zwarte bonenluis en andere soorten op groenten (sla), de bladluizen op bessen, suikerbieten, de beruchte druifluis van de wijnstok.

Biologisch bijzonder interessant zijn de bladluizen doordat hier bijna alle afwijkingen van de voor insecten normale voortplantingswijze voorkomen. Parthenogenesis, d.w.z. voortplanting van onbevruchte wijfjes, komt bij practisch alle soorten voor, meestal afgewisseld met de normale, bisexuele voortplanting. Men spreekt dan van generatiewisseling of heterogonie.Bovendien leggen vele parthenogenetische wijfjes geen eieren, doch brengen levende jongen ter wereld: viviparie. Wanneer wij nog vermelden, dat bij de overgang van de ene generatie op de andere vaak verandering van voedselplant obligaat is, kan men zich een voorstelling maken van de gecompliceerdheid der bladluizenbiologie.

De vijanden van de bladluizen zijn talrijk. Onder de insecten moeten vooral genoemd worden de lieveheersbeestjes en hun larven, die er zich uitsluitend mee voeden, de larven van zweefvliegen en die van gaasvliegen (zie netvleugeligen). Ook zijn er kleine sluipwespjes, die hun eieren uitsluitend in bladluizen leggen en kleine graafwespen, die met bladluizen fourageren. Onder de andere diergroepen zijn het wel vnl. vogels, die bladluizen verdelgen, bijv. mezen de wintereieren. Daar staat tegenover, dat vele mieren, die zeer belust zijn op de honingdauw, aan sommige bladluizen een zekere bescherming verlenen en ze soms bijna als huisdieren houden. Zij brengen de bladluizen dan bijv. naar nieuwe voedselplanten over.

DR G. BARENDRECHT

Lit.: P. v. d. Goot, Beitr. z. Kenntn. d. holl. Blattläuse (Berlin 1915); C. Börner en F. A.

Schilder, Aphidoidea, in: Sorauer’s Handb. d. Pflanzenkrankh. Bd V (Berlin 1932).

< >