Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 26-08-2022

Bisschopsstaf

betekenis & definitie

kromstaf of kroots (kruis), in het Latijn: baculus, is de erestaf, van onderen eindigend in een punt, meestal verguld en van boven sierlijk omgebogen, waarvan de bisschop zich bedient bij grote plechtigheden, ten teken, dat hij als een herder waken moet over de hem toevertrouwde gelovigen en ten teken van jurisdictie; vandaar ook eigen aan abten en abdissen en als beperkt privilegie ook toegestaan aan sommige andere prelaten. Het eerst vermeld in Ierland in de 5de eeuw, vervolgens in Spanje en Gallië.

De bisschop houdt de herdersstaf in de linkerhand, met de krul naar het volk gekeerd. In de periode der Gothiek staan in die krul sierlijke beeldjes gesmeed, bijv. een heilige, die knielt voor de Moeder Gods, het Lam Gods enz., en zo wordt meestal nog gedaan. In de laat-Gothiek en Renaissance wordt ook de nodus druk versierd. In de middeleeuwen is aan de krul dikwijls een doekje (pannisellus) bevestigd om het vasthouden te vergemakkelijken. De Oosterse bisschopsstaf eindigt gewoonlijk in T-vorm, met boven aan de beide uiteinden een slangekopje. Tijdens het feodale stelsel, toen de bisschoppen, abten en abdissen meestal ook een wereldlijk rechtsgebied hadden, is de volksspreuk ontstaan: „Onder den kromstaf is het goed wonen”. Bekend is de staf van St Servaas uit de 4de eeuw in de schat van de St Servaaskerk te Maastricht.Lit.: Ph. Hofmeister, Mitra und Stab d. wirkl. Prälaten ohne bischöfl. Charakter (Stuttgart 1928).

< >