(1, het Engelse Broach), is een district in de noordelijke divisie van Bombay met een oppervlakte van 3.789 km2. Het gebied ligt grotendeels in de alluviale vlakte aan de mond van Nerbadda; het is vruchtbaar en zeer goed gecultiveerd.
Bossen zijn er zeldzaam, hoewel het niet boomloos is. Er zijn talrijke rivieren. De bevolking is te onderscheiden in verschillende rassen of kasten, die, hoewel een gemeenschappelijk dialect gebruikend, in afzonderlijke nederzettingen wonen. Het district leent zich zeer goed voor de katoencultuur. Behalve katoen worden ook millet, tarwe en peulvruchten verbouwd.Na de verovering van Goedsjarat door de Mohammedanen maakte Bharotsj een deel uit van de nieuw gevormde staat Goedsjarat, totdat in 1583 de Groot Mogol Akbar het hij zijn rijk inlijfde. In 1685 werd het door de Mahratten veroverd, aan wie de Engelsen het in 1772 ontnamen. Dezen stonden echter in 1783 het gebied en de stad aan de Mahrattenvorst Mahadadsji Sindhja af. In 1803, in een oorlog tussen de Mahratten en de Engelsen, veroverden deze laatsten de stad en bij de hierop volgende vrede van Soerdsji Andsjangaon (in Berar) werden stad en gebied aan de Engelsen afgestaan.
(2), stad in het gelijknamige district van de provincie Goedsjarat van het dominium India (presidentschap Bombay), is gelegen aan de rechteroever van de rivier Narbadda, ongeveer 48 km boven de monding in de Golf van Cambay, op 21° 43' N.Br. en 73° 2' O.L. Bharotsj is een der oudste havensteden in westelijk Voor-Indië. Het is niet onwaarschijnlijk, dat zij het Barygaza is van Ptolemaeus en Arrianus. Bij de Arabieren was zij in de middeleeuwen onder de naam Baroesch als handelsplaats goed bekend. Op het kerkhof, uit de tijd, dat de stad nog aan de Nederlanders behoorde, zijn nog grafstenen van 1685-1770. Eertijds een bloeiende handels- en industriestad, raakte zij door de vele oorlogen in verval om vervolgens weer in betekenis toe te nemen.
De oppervlakte met voorsteden bedraagt 5,6 km2, met ca 55.000 inw. De stad telt verscheidene grote graanmalerijen en katoenfabrieken.
H. A. BOMER