is een stad in het Franse departement Hérault en een spoorwegkruispunt, gelegen aan de Orbe, boven een dal met olijf- en moerbeziënbomen, wijngaarden en fruittuinen. Vlak bij de stad kruist het kanaal du Midi de rivier door middel van een aquaduct.
Een lange stenen brug ligt over de Orbe. De stad bezit een Gothische kathedraal, een bibliotheek, een schouwburg, een college, een museum en heeft (1936) 59.894 inw. Er wordt veel wijn verbouwd in de omstreken; de stad heeft brandewijn- en likeurstokerijen, azijn- en metaalfabrieken, kunstmest-, tentzeil- en gordijnindustrie en industrie van wijnkopersbenodigdheden, vaten, enz. Een tram leidt naar het op een afstand van 13,6 km gelegen strandbad.De stad wordt in de Romeinse tijd onder de naam Baeterrae vermeld. In de 5de eeuw viel zij in handen der West-Goten en in 720 in die der Saracenen, die haar tot 733 in bezit hielden. In dezelfde eeuw werd zij door de Karolingen veroverd en bij Aquitanië gevoegd. Zij werd daarna de zetel der graven van Septimanië, die zich in de 9de eeuw onafhankelijk verklaarden en vervolgens zich onder de bescherming stelden der graven van Barcelona. De laatste van dezen stond Béziers in 1229 af aan Lodewijk IX, koning van Frankrijk, en het bleef na die tijd met dat land verbonden. De Albigenzen hadden er hun hoofdzetel, en bij de eerste kruistocht tegen die ketters (1209) werden alle inwoners der stad om het leven gebracht. Zij werd toen opnieuw bevolkt en van vestingwerken voorzien, maar in 1632 werden deze gesloopt.