was lid van de rederijkerskamer De Jenettebloem te Lier; misschien herbergier van beroep. Hij verzamelde het tussen 1570 en 1620 geschreven album Chansons Flamandes (Hs.
Kon. Bibl., Brussel 14275). Het handschrift bevat in totaal 41 gedichten, waarvan de eerste 9 ontleend zijn aan Rhetoricale Werken van Anthonis de Roovere*. Verder is er in opgenomen een aantal geuzenliederen, psalmen van Datheen, schriftuurlijke liedekens, het Hildebrantslied enz. In zijn eigen werk, over het geheel melancholisch van toon, legt Boeckx een warme sociale en religieuze belangstelling aan de dag. Hij is begaan met het lot der boeren, die de dupe worden van de onrustige tijden; hij fulmineert tegen onrechtmatige verrijking, inz. van de oorlogswinstmakers. Zijn godsdienstig standpunt is niet duidelijk: een late sacramentist, verwant aan Coornhert of nog Katholiek, maar sterk reformatorisch bewogen? Zijn kenspreuk was hoogstwaarschijnlijk In lijden verduldich.DR J. J. MAK
Lit.: A. v. Duinkerken, Dichters der Contra-Reformatie (Utrecht 1932) en in De Gids 103, IV (1939); H. v. d. Wijnpersse in De Gemeenschap van Dec. 1938 en in Tdschr. v. Taal en Letteren 28 (1940); W. A. P.
Smit, Dichters der Reformatie in de zestiende eeuw (Gron.-Bat. 1939); L. v. Boeckcl in Tdschr. v. Gesch. en Folkl. (1941); E. Rombauts in Geseb. v. d. Letterk. der Nederl. 3.