Hannoveraans grootgrondbezitters- en bureaucratengeslacht, waaruit stamden:
Andréas Peter
(Hannover 28 Aug. 1735 Kopenhagen 21 Juni 1797), studeerde aan Duitse universiteiten, maakte grote en langdurige buitenlandse reizen en trad in 1755, door zijn oom geïntroduceerd, in Deense hof- en staatsdienst, nam zitting in economische en financiële bestuurscolleges, waar hij zich deed kennen als voorstander van het heersende collegeregime en van het mercantilisme. Na zijn ontslag in 1770 (z Denemarken, geschiedenis) vestigde hij zich in Duitsland, maar werd in 1772 na Struensee*’s val teruggeroepen. Hij hervatte eerst zijn vroegere werkzaamheden, werd evenwel in 1773 benoemd tot minister van Buitenlandse Zaken en directeur der Duitse kanselarij, welk ambt hij met korte onderbreking, van 1780 tot 1784, tot zijn dood heeft vervuld. In die functie bracht hij met de Russische troonopvolger, Paul de Gottorper, de uiteindelijke regeling tot stand van de Holsteinse kwestie (z Denemarken, geschiedenis). Zijn doel was gedurende de in die jaren in Europa woedende oorlogen de vrede te bewaren, zowel met Engeland als met Rusland, wat hem gelukt is. De welvaart van Denemarken is nooit groter geweest dan gedurende de periode van zijn bestuur. In latere jaren werd zijn economische politiek meer liberaal ; hij was voorstander van verbetering van de sociale positie van de boerenstand, en, op zijn eigen goederen, voor zijn ondergeschikten een goed landheer.
Johann Hartvig Ernst
(Hannover 13 Mei 1712 - Hamburg 18 Febr. 1772), studeerde aan Duitse universiteiten en ondernam buitenlandse reizen, trad in 1732 in Deense hof- en staatsdienst, zoals, sinds de invoering van het absolutisme {z Denemarken, geschiedenis) vele, vooral Noordduitse, jongelieden van adel. Hij fungeerde achtereenvolgens als gezant te Dresden, te Regensburg en te Parijs, werd nadien benoemd tot minister van Buitenlandse Zaken en directeur der Duitse kanselarij. In dit ambt gelukte het hem, in 1750 en in 1767, met de Zweedse en Russische Gottorpers een vergelijk te treffen. Zowel om principiële als om practische redenen, de geringe machtsmiddelen van de Deense staat, wenste hij tijdens de diverse Europese conflicten de vrede te bewaren, wat hem gelukt is. In 1770 moest hij, evenals zijn neveu, ontslag nemen: hij week uit naar Duitsland, waar hij, kort na zijn terugroeping in 1772, is overleden.
DR W. VAN BEDEN
Lit.: A. Friis, Bernstorffeme og Danmark (a dln, Kjöbenhavn 1903-1919).
Johann Heinrich
graaf van, Duits diplomaat (Londen 14 Nov. 1862 - Genève 6 Oct. 1939), was sedert 1908 gezant te Washington. Gedurende Wereldoorlog I werkte hij onafgebroken voor de Amerikaanse neutraliteit. Zijn streven kreeg uit Berlijn echter niet de nodige steun: in Jan. 1917 verhinderde de onbeperkte duikbootoorlog Wilson’s vredesactie en verklaarde de Unie Duitsland de oorlog. Tot aan het einde van de oorlog was Bernstorff ambassadeur te Constantinopel. In 1920 werd hij als democraat in de Rijksdag gekozen, waarin hij tot 1928 zitting had. Hij was voorzitter van de Duitse Liga voor Volkenbond en Vrede en ondervoorzitter van het Wereldverbond van Volkenbondsverenigingen.
Nadat Duitsland als lid van de Volkenbond toegelaten was (1926), vertegenwoordigde Bernstorff zijn land in de Ontwapeningscommissie. Hij leefde sedert 1933 in ballingschap. Van zijn hand verschenen Deutschland und Amerika: Erinnerungen aus dem fünfjährigen Kriege (1920) en zijn Mémoires in 1936.