is het meest bekende geslacht van de familie der Berberidaceeën. In het wild komt in Nederland slechts één soort voor, de B. vulgaris of zuurbes, maar vele soorten worden als sierstruiken gekweekt.
De berberissen groeien op bijna alle gronden en hebben fraaie, rechtopstaande of zijdelings uitgroeiende takken, mooie helder gekleurde bloempjes, eigenaardig gevormde bladeren en blauwe, rode of gele bessen. De vermeerdering geschiedt door zaad, stekken of veredeling. Niet alle soorten kunnen uit zaad verkregen worden; de zaden van de Berberis vulgaris atropurpurea geven bijv. slechts */5 deel van de werkelijk karakteristieke planten terug. Gezaaid worden B. Thunbergii, B. vulgaris, B. Sieboldii, B. heteropoda en B.
Darwinii. Het zaad, nog voorzien van het vruchtvlees, wordt direct na de rijpwording in zand gezet, koel geplaatst en in Apr. buiten gezaaid. In 2 a 3 jaar kan men aardig ontwikkelde planten bekomen. Bladhoudende berberissen worden meestal van stekken gekweekt, die in Sept. onder glas met enige bodemwarmte aan de wortel worden gebracht. Op die wijze vermeerdert men B. stenophylla, B. buxifolia, B. Darwinii en B.
Thunbergii. De eerstgenoemde wordt twee jaar in pot gekweekt en dan uitgeplant; met de andere geschiedt dit in Mei van het volgende jaar. De veredeling kan op alle soorten toegepast worden.
De meest gebruikte van de, vooral in Amerika, Azië, Europa en Noord-Afrika voorkomende soorten zijn: B. vulgaris atropurpurea, B. aggregata, B. candidula, B. Darwinii, B. Francisci Fernandii, B. Gagnepainii, B. stenophylla, B. Thunbergii en B. buxifolia nana. B. ilicifolia (Mahoberberis Neuberti) is een steriele bastaard van de zuurbes met Mahonia Aquifolium, heeft doorns, wat de Mahonia niet heeft, en bladeren, die m vorm tussen de enkelvoudige van de Berberis en de geveerde van de Mahonia in staan.
PROF. DR TH. J. STOMPS